In het debat met de Kamer op 3 september jl. over de wijziging van de Participatiewet is gesproken over de vermogensonderzoeken in het buitenland om misbruik of oneigenlijk gebruik van de bijstand te detecteren.

Gemeenten kunnen voor de uitvoering van internationale vermogensonderzoeken gebruikmaken van het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) van UWV en de attachés sociale zaken van de SVB en hun wereldwijde netwerk van vertrouwensadvocaten.

Tijdens het debat is bevestigd dat gemeenten eveneens gebruik kunnen maken van particuliere onderzoeksbureaus. De wet SUWI stelt slechts de taak voor UWV en de SVB, maar geeft gemeenten geen verplichting om hier gebruik van te maken. Op verzoek van het lid Nijkerken-de Haan (VVD) is de inzet van particuliere onderzoeksbureaus en de acceptatie daarvan onder gemeenten besproken met VNG, alsook met UWV en de SVB.

In deze gesprekken met de uitvoering is door de partijen beaamd dat de inzet van zowel het IBF als andere partijen naar Nederlands recht toegestaan is en dat gemeenten vrij zijn om te kiezen met welke partij zij in zee willen gaan. Daarbij is aandacht besteed aan risico’s die verbonden kunnen zijn aan de keuze tussen de verschillende onderzoekspartijen. Een risico is dat de samenwerking van IBF en de SVB met de buitenlandse autoriteiten wordt bemoeilijkt.

Naar aanleiding van de gesprekken blijft het uitgangspunt dat het de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de gemeente is om een keuze te maken tussen IBF, de SVB of een particulier onderzoeksbureau. Dit laat onverlet dat bij de keuze tussen deze partijen de gemeente wel als relevante factor mee kan laten wegen hoe het individuele land aankijkt tegen de (wijze van) vermogensonderzoeken.

In 2019 is mede daarom voor gemeenten de reeds bestaande handreiking geactualiseerd die beschrijft wat er nodig is om een onderzoek naar vermogen in het buitenland op te starten, maar ook hoe het onderzoek in de praktijk in verschillende landen vormgegeven wordt. Ieder land hecht er waarde aan te weten of en welke activiteiten een andere mogendheid op haar grondgebied verricht en of deze activiteiten plaatsvinden conform lokale wetgeving. Dat is niet anders voor wat betreft onderzoeken naar vermogen. Met een aantal landen zijn ook bilaterale afspraken gemaakt met betrekking tot de vermogensonderzoeken dan wel werkafspraken op welke wijze informatie opgevraagd kan worden.

In landen waarmee Nederland afspraken heeft gemaakt, heeft het dus meerwaarde om de vermogensonderzoeken uit te laten voeren via de publieke instanties op een wijze, conform de afspraken, die zo min mogelijk weerstand oproept bij de betreffende landen.