Demissionair minister Hugo de Jonge voor Wonen moet zich in het wetsvoorstel waarmee hij het rijk de regie wil geven over de volkshuisvesting, beperken tot dat onderwerp. Dat adviseert de Raad van State.

De Jonge wil met het wetsvoorstel ook regelen dat beroepen tegen besluiten van zwaarwegend maatschappelijk belang versneld worden behandeld door de bestuursrechter. Maar die bepalingen horen niet thuis in het wetsvoorstel, vindt de Raad van State, omdat ze inhoudelijk weinig van doen hebben met de rest van het wetsvoorstel. Ze moeten daarom in een apart wetstraject behandeld worden.

De Raad van State verwacht dat door de regierol van het rijk de problemen op de woningmarkt sneller worden opgelost. Volgens het voorstel krijgen het rijk, de provincies en de gemeenten verschillende instrumenten om het woningtekort op te lossen. Het rijk houdt daarbij overzicht op hoeveel woningen er gebouwd worden en op welke locaties, en op een evenredige verdeling van de woningen. Dit moet voorkomen dat gemeenten individueel woningbouwplannen maken die samen niet goed aansluiten op de behoeften.

Maar de wetgevingsadviseur is uitermate kritisch op het tweede deel van het wetsvoorstel. Dat regelt dat bij bezwaren tegen belangrijke bouwprojecten de procedure bij de rechtbank wordt overgeslagen. In plaats daarvan wordt de procedure meteen behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter. Die versnelde behandeling zou gaan gelden voor bezwaren op basis van de Omgevingswet, die op 1 januari in werking moet treden.

Volgens de Raad van State horen deze bepalingen niet thuis in dit wetsvoorstel, omdat ze geen bijdrage leveren aan de regiefunctie van het rijk en dus inhoudelijk niet aansluiten. Ook heeft de raad kritiek op de inhoud: De Jonge zal beter moeten motiveren waarom hij voor dergelijke belangrijke projecten wil afwijken van de gebruikelijke procedures.

Redactie VNG Magazine