Van de door de politie geregistreerde jeugdcriminaliteit vindt 25% plaats in 1% van de buurten. De meeste jeugdige verdachten wonen in grote steden maar in de top 1% zitten ook niet-stedelijke buurten (rekening houdend met het aantal jongeren dat in een buurt woont). Dat blijkt uit onderzoek door het WODC.
'Kijk ook naar minder stedelijke buurten en buurten in plattelandsgemeenten'
De WODC-publicatie Woon- en pleegbuurten van geregistreerde jeugdcriminaliteit onderzoekt de samenhang tussen jeugdcriminaliteit en buurtkenmerken, en de veranderingen die zich daarin voordoen. Over het algemeen is de jeugdcriminaliteit de afgelopen 10 jaar afgenomen, maar niet overal of niet overal even sterk. 'Kijk bij de aanpak van jeugdcriminaliteit op buurtniveau niet alleen naar grote steden, maar ook naar minder stedelijke buurten en buurten in plattelandsgemeenten' adviseert het WODC.
Concentratie waarneembaar bij pleeg- en woonbuurten
Naast de concentratie in buurten waar jeugdcriminaliteit wordt gepleegd, de pleegbuurten, zien we ook een concentratie in buurten waar plegers van jeugdcriminaliteit wonen, de woonbuurten. 14% van de jeugdige verdachten woont in 1% van de buurten en 50% in maar 10% van de buurten. Sommige delicten zijn sterker geconcentreerd in bepaalde buurten dan andere. Zo concentreren wapens- en drugsdelicten zich duidelijk in een beperkt aantal buurten, terwijl vermogens- en geweldsdelicten het meest zijn gespreid.
Kenmerken pleeg- en woonbuurten en individuele kenmerken
In zijn algemeenheid kenmerken typische pleegbuurten zich door relatief veel horeca, uitgaansgelegenheden en winkels. In buurten waar de meeste jeugdige verdachten wonen, wonen relatief meer jonge mannen, mensen met een migratieachtergrond en zijn er meer huishoudens die onder het sociaal minimum leven. Individuele kenmerken van jeugdige verdachten zelf en hun sociale omgeving lijken bij het plegen van delicten echter belangrijker dan buurtkenmerken.
Meer informatie
Bekijk ook de video op de website van het WODC (onderaan het bericht)