Datum

Organisatie

UWV

Soort

Onderzoek

In dit UWV Kennisverslag staat de instroom in de WW van de groep Poolse arbeidsmigranten centraal. Oost-Europese migranten ontvangen vaker een werkloosheidsuitkering dan Nederlandse werknemers. Dit verschil kan grotendeels worden toegeschreven aan baankenmerken.

De instroom in de WW wordt bepaald door 2 effecten: het verlies van de baan en het aanspraak maken op een WW-uitkering. Door die 2 effecten apart te bekijken, zien we dat Oost-Europese arbeidsmigranten vaker hun baan verliezen dan Nederlandse werknemers, voornamelijk vanwege hun kwetsbare arbeidsmarktpositie. Vergeleken met Nederlandse baanverliezers is hun aanspraak op de WW echter veel kleiner, voornamelijk vanwege hun korte arbeidsverleden.

De belangrijkste punten in dit kennisverslag zijn:

  • Oost-Europese arbeidsmigranten hebben een 4 keer zo grote kans op baanverlies als Nederlandse werknemers.
  • Hoewel relatief veel Oost-Europese arbeidsmigranten geen werk hebben, stromen relatief weinig van deze mensen de WW in. Hun instroom is lager dan bij niet-werkende Nederlanders (27% tegenover 36%).
  • Het effect van een kwetsbare arbeidsmarktpositie is sterker dan het effect van een kort arbeidsverleden. Dit zorgt voor een grotere instroom in de WW van Oost-Europese arbeidsmigranten dan van Nederlandse werknemers (15% tegenover 6%).
  • Veel van dit verschil (bijna 90%) kunnen we verklaren uit de verschillen in baan- en persoonskenmerken als contract, sector, arbeidsverleden en leeftijd.