Hoofdlijnen

  • Kinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel en hun ouders krijgen op dit moment helaas niet altijd de passende hulp en steun die zij nodig hebben. Sowieso is de huidige jeugdbescherming vooral gericht op het kind in plaats van op het gehele gezin. En dat terwijl we weten dat veel kindproblematiek eigenlijk ouderproblematiek is.
  • Daarnaast is er veel kritiek op jeugdbeschermers in plaats van maatschappelijke waardering voor het intensieve en wezenlijke werk dat zij doen onder steeds moeilijker wordende omstandigheden.
  • De afgelopen jaren zijn al veel verbeteringen en veranderingen doorgevoerd binnen de kaders van het huidige stelsel (best practices). Elke keer helpt dit even maar de structurele stelselproblematiek dat kinderen van instelling naar instelling gaan, een volgtijdelijke aanpak en dat al die instellingen te weinig personeel hebben, wordt niet opgelost. Bovendien leidt elke keer meer druk van inspecties, gemeenten en rijk tot meer druk op professionals die al onder hoogspanning staan.
  • Onderzoek heeft aangetoond dat als iedereen zicht houdt aan de wettelijke termijn een kind tot wel 18 maanden nodig heeft om door het hele jeugdbeschermingstelsel heen te komen. Ze wachten bij de Raad, ze wachten op de rechter, ze wachten op een jeugdbeschermer en ze wachten daarna op hulp. Dit kan niet meer en daarom moeten we echt anders gaan samenwerken. Dat vraagt commitment van alle betrokken partijen.
  • De fundamentele en duurzame weg uit de crisis ligt in het Toekomstscenario kind en gezinsbescherming dat in maart 2021 aan de kamer is aangeboden. Intensivering en versnelling van deze ontwikkeling is belangrijk. Best practices kunnen hier onderdeel van zijn, maar kunnen ook afleiden van de onderliggende opgave en de werkdruk verhogen. We moeten echt gaan samenwerken in een regionaal veiligheidsteam en zorgen dat de vragen van kinderen centraal staan in plaats van dat ze letterlijk door een keten heen moeten.
  • Wat wel op korte termijn kan is het instellen van een landelijk reëel tarief zodat de discussie over de financiering tot rust komt. Dit biedt zekerheid voor instellingen en rust voor professionals die dat hard nodig hebben om hun moeilijke werk uit te voeren. Dit vraagt ook om een rijksoverheid die de handschoen oppakt en voldoende financiën biedt.