Laatst bijgewerkt: 16 juli 2025

Binnen toezicht en handhaving van de kinderopvang werken steeds meer gemeenten en/of GGD’en met elkaar samen. Zo zijn er gemeenten die de registratie en handhaving van meerdere gemeenten bij één gemeente onderbrengen. Ook zijn er GGD’en die een deel van de registratietaken van gemeenten overnemen. Om te laten zien wat voor samenwerkingen er mogelijk zijn gaan we in gesprek met collega’s uit 3 regio’s. We eindigen vandaag met de regio Gooi- en Vechtstreek. 

Volwassene loopt hand in hand met klein kind

In de regio Gooi en Vechtstreek werken gemeenten en de GGD nauw samen aan toezicht en handhaving binnen de kinderopvang. De regio zet sterk in op uniform beleid en efficiënte uitvoering. Zo voert de GGD Gooi en Vechtstreek, waaronder Nine de Jongh als senior toezichthouder, een deel van de registratie-taken voor de gemeenten in de regio uit. En werkt Ine van Hees als handhaver kinderopvang voor meerdere gemeenten. Samen geven ze een inkijkje in hoe de samenwerking eruitziet en waarom die zo goed werkt.

Registratie-taken worden uitgevoerd door de GGD Gooi en Vechtstreek

De Jongh: ‘Binnen de GGD Gooi en Vechtstreek voeren we voor de gemeenten Hilversum, Laren, Blaricum en Wijdemeren de registratie-taken uit. Je kunt dan denken aan het verwerken van wijzigingsverzoeken, nieuwe aanvragen en het uitschrijven van locaties. We doen dit op basis van een dienstverleningsovereenkomst met elke gemeente. De handhavingstaken liggen nog wel bij de gemeente.’ De overname van deze taken is destijds zo ontstaan, omdat er maar beperkte capaciteit was binnen de betreffende gemeenten en de expertise van de systemen weinig tot niet aanwezig was.

Handhavingswerkzaamheden bij een centraal persoon

Van Hees is begonnen met de handhaving kinderopvang bij de gemeente Gooise Meren. Van Hees: ‘Dat ging hartstikke goed en zo breidde ik mijn netwerk uit binnen de regio. Ik ontdekte dat gemeenten vaak onvoldoende tijd en kennis beschikbaar hebben om de handhaving uit te voeren. De taken liggen vaak bij een beleidsmedewerker die ook andere verantwoordelijkheden heeft, zoals het onderwijsachterstandenbeleid. Het is vaak niet gemakkelijk om daar dan ook de handhaving bij te doen. We hebben het nu zo ingericht dat bij elke gemeente nog wel een beleidsmedewerker verantwoordelijk is voor de handhaving, maar ik alle uitvoerende taken doe. Als het nodig is dan stem ik af met de betreffende beleidsmedewerker.’

Inmiddels is Van Hees gespecialiseerd in de handhaving. ‘Door mijn kennis en affiniteit met de systemen kan ik handhavingswerkzaamheden in veel minder tijd uitvoeren dan wanneer het versnipperd bij beleidsmedewerkers in verschillende gemeenten ligt. Ik doe nu de handhaving in de gehele regio Gooi en Vechtstreek, met uitzondering van de gemeente Huizen.’

‘Het uitvoeren van de handhaving vraagt ook om bepaalde competenties. Je moet kennis hebben van de systemen, de procedures goed begrijpen en de ontwikkelingen op de wetgeving bijhouden. Met name de systemen vragen om een bepaalde mate van routine. Als je maar twintig keer per jaar in het LRK werkt dan is het gewoon lastig om het systeem echt goed te begrijpen’, legt De Jongh uit.

Het uitvoeren van de handhaving vraagt om bepaalde competenties.

Bovendien is de samenwerking ook financieel aantrekkelijk voor gemeenten: één gespecialiseerde medewerker die meerdere gemeenten bedient, blijkt vaak goedkoper dan losse lokale invulling.

Een regionaal handhavingsbeleid als gezamenlijke basis

Bij de overname van zulke taken hoort ook veel onderlinge afstemming met de gemeenten. De Jongh: ‘Het helpt daarbij dat we binnen de regio met een regionaal handhavingsbeleid werken. Vanuit de GGD zijn we bij de opstelling vooral een luisterend oor. Af en toe dragen we ook inhoudelijke punten aan, zoals het idee om de hoogte van boetes meer in verhouding te brengen met de grootte van de houder.’ Het regionaal beleid wordt lokaal met de colleges afgestemd, maar kent overal dezelfde basis. Zo zorgt de regio voor duidelijkheid richting houders en een efficiënte uitvoering.

Vertaalslag en contacten bij beleidsmedewerkers nodig

Deze manier van uitvoering kent ook wel zijn uitdagingen. Zo zouden de contacten met andere gemeentelijke afdelingen, zoals die van de ruimtelijke ordening beter kunnen worden afgestemd. De Jongh: ‘Omdat ik toch enige afstand heb tot de gemeente bij het uitvoeren van de registratie-taken, zoals een aanvraag voor registratie, heb ik geen goed zicht op de relatie met een bestemmingsplan. Daardoor kan er onterecht een vergunning worden afgegeven. In die onderlinge afstemming is nog winst te behalen.’

Van Hees: ‘Voor mij geldt dat contact met de beleidsmedewerkers van de gemeenten erg belangrijk is. In veel gevallen bereid ik de beleidsstukken en jaarverantwoordingen voor naast mijn uitvoerende handhavingstaken. Vervolgens moet een beleidsmedewerker deze stukken verder richting het college brengen. Het is voor mij lastig om in te schatten hoe een collegevoorstel het best wordt gepresenteerd want ik heb als zzp’er toch enige afstand tot de interne werkprocessen. Het is daarom belangrijk dat die vertaalslag bij iemand ligt die de interne organisatie goed kent.’

Persoonlijk contact als kracht achter de samenwerking

Een belangrijke kracht van de samenwerking in de regio is het persoonlijke contact. De Jongh: ‘We stemmen veel met elkaar af. Bij een advies tot handhaven overleggen we vaak om de situatie te duiden. Die korte lijnen maken het mogelijk om snel en onderbouwd te handelen en zorgen voor begrip bij elkaar.’

Tips: Een actieve rol voor gemeenten en vaste aanspreekpunten

De Jongh: ‘Wat voor gemeenten heel fijn werkt is om een vast aanspreekpunt binnen de GGD te hebben voor algemene vragen. Dan kunnen gemeenten ook met vragen bij de GGD terecht die niet direct over een inspectie gaan, zoals sociaal-medische indicaties.’

‘Ook is het belangrijk om op de hoogte te zijn van de dagelijkse praktijk. Als handhaver is het heel waardevol om eens mee te lopen met een inspecteur van de GGD. Zo kan je écht zien wat zij in de praktijk tegenkomen en welke invloed jouw beslissingen hebben. En dat heeft alleen maar een positief effect op de kwaliteit van de kinderopvang’, sluit van Hees af.