Volledige vraag:

Wij zijn een ggz-instelling die jongeren van 8 tot 18 jaar opneemt. Opnames zijn vrijwillig. In de groepen verblijven ook jongeren met een ondertoezichtstelling (ots) en een machtiging voor uithuisplaatsing. Voorheen onder de ziektekostenwet had een dergelijke machtiging geen waarde voor de plaatsing binnen de ggz-instelling en bleef het een vrijwillige plaatsing.

Volgens een medewerkster van de gezinsvoogdij-instelling is dat vanaf 1 januari 2015 veranderd en dienen plaatsingen met machtiging getoetst te worden door de Raad van de Kinderbescherming als er een voornemen ligt voor ontslag. De vrijwilligheid van de plaatsing is daarmee verdwenen. Hoe zit dat precies?

Antwoord:

Om uw vraag beter te kunnen beantwoorden hebben wij meer informatie nodig. Hoe verhoudt de machtiging uithuisplaatsing zich tot opname in de ggz-instelling? Hieronder lichten we toe hoe de situatie is wanneer er sprake is van onvrijwillige plaatsing.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft inderdaad een toetsende taak bij ontslag. De gezinsvoogd informeert de Raad wanneer hij van plan is om de OTS of de uithuisplaatsing niet te verlengen of de machtiging uithuisplaatsing tussentijds te beƫindigen. Op basis van de rapportage van de gezinsvoogd controleert de Raad of de redenen voor de OTS en de machtiging uithuisplaatsing niet langer aanwezig zijn en de situatie van het kind weer veilig is.

Als de Raad het niet eens is met de beƫindiging, kan hij de rechter vragen de OTS of de machtiging uithuisplaatsing nog enige tijd te laten doorlopen. De Raad is altijd verplicht de rechter te adviseren over een verzoek om verlenging van de OTS en de machtiging uithuisplaatsing als deze maatregel en de uithuisplaatsing al twee jaar duurt.

Bovenstaande informatie geldt alleen wanneer er sprake is van een gedwongen plaatsing en niet wanneer er sprake is van vrijwillige plaatsing in een GGZ instelling.