Artikel 108 van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO), artikel 106 van de Wet op de Expertisecentra (WEC) en artikel  76s van de Wet op het Voorgezet Onderwijs (WVO) regelen het in gebruik geven door het schoolbestuur van een gedeelte van het schoolgebouw en/of het terrein aan derden. De wet maakt daarbij een onderscheid tussen verhuur en medegebruik. In deze notitie wordt ingegaan op het medegebruik. Over de verhuur is een afzonderlijke notitie in de encyclopedie opgenomen.
 
Medegebruik kan plaatsvinden als er sprake is van leegstand in een schoolgebouw. Voorwaarde voor medegebruik is dat het bij medegebruik gaat om het gebruik door uit de openbare kas bekostigd onderwijs of voor andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. Als niet aan deze voorwaarden is voldaan, dan is sprake van verhuur. Het medegebruik is nader uitgewerkt in paragraaf 5.2. van de modelverordening voorzieningen huisvesting onderwijs, de artikelen 29 tot en met 35.  De artikelen 29 tot en met 33 hebben betrekking op medegebruik door een onderwijsinstelling. Het is mogelijk dat medegebruik door een onderwijsinstelling plaatsvindt zonder dat het college hiervan op de hoogte is. In deze situatie hebben bevoegde gezagsorganen op vrijwillige basis onderling afspraken gemaakt over het gebruik van leegstaande ruimten in een schoolgebouw. Medegebruik komt bij het college in ieder geval in beeld als een bevoegd gezag bij de gemeente een aanvraag voor het bekostigen van een voorziening huisvesting onderwijs (vervangende ) nieuwbouw, uitbreiding  medegebruik of ingebruikneming heeft ingediend.  Bij het beoordelen van de aanvraag betrekt het college ook de vraag of in plaats van het toekennen van de aangevraagde voorziening het mogelijk is in de ruimtebehoefte te voorzien door gebruik te maken van leegstand in een schoolgebouw. Zoals eerder gesteld kan deze leegstand reeds door het schoolbestuur in medegebruik zijn gegeven aan een andere school. Is er echter daadwerkelijk sprake van leegstand dan kan het college de beide bevoegde gezagsorganen met elkaar in contact brengen om afspraken te maken over het medegebruik. Weigert een bevoegd gezag op vrijwillige basis mee te werken aan medegebruik dan kan de leegstand door het college worden gevorderd.

Artikel 34 en 35 hebben betrekking op de situatie dat een gedeelte van het schoolgebouw leegstaat en niet in medegebruik is gegeven aan een andere school. Op dat moment kan het schoolbestuur besluiten dit gebouwgedeelte in medegebruik te geven aan derden in het kader van culturele, maatschappelijke en recreatieve doeleinden. Evenals voor onderwijsgebruik kan het college de ‘leegstand’ vorderen voor het gebruik door derden. Het is aan het college te bepalen welke activiteiten behoren tot de culturele, maatschappelijke en recreatieve doeleinden. Het criterium ‘een door de gemeente gesubsidieerde instelling’ kan hierbij niet doorslaggevend zijn. Meerdere door de gemeente gesubsidieerde instellingen ontvangen een subsidiebedrag waarbij rekening is gehouden  met een kostencomponent ‘huur’, omdat deze organisatie veelal een accommodatie bij een derde moeten huren. Te denken valt aan o.a. peuterspeelzalen, muziekscholen, welzijnsorganisaties. Voor deze organisaties geldt eerder dat hiervoor artikel 36 e.v. (toestemming huur) van toepassing is. Een muziek- of sportvereniging die een subsidie ontvangt op basis van het aantal jonge leden daarentegen kan mogelijk wel in aanmerking komen voor medegebruik. Voor medegebruik is geen toestemming nodig van het college. Punt van aandacht bij medegebruik is dat de in medegebruik gegeven ruimten altijd beschikbaar moeten zijn voor het huisvesten van een school als de gemeente een aanvraag voor het bekostigen van een voorziening huisvesting onderwijs heeft ontvangen. Is de leegstand al in medegebruik gegeven aan een andere school dan heeft dit geen gevolgen, is de leegstand echter in medegebruik gegeven aan een organisatie met een cultureel, maatschappelijk of recreatief doeleinde dan vervalt dit medegebruik: het huisvesten van een school gaat voor medegebruik door een niet-school.

Bij medegebruik wordt geen huurvergoeding in rekening gebracht, maar uitsluitend een gebruiksvergoeding (= vergoeding in de exploitatiekosten). Uitgangspunt is dat de hoofd- en medegebruiker onderling overeenstemming bereiken over het tarief dat in rekening wordt gebracht. In principe moet het medegebruik plaatsvinden tegen een kostendekkend tarief. Als over de hoogte van de gebruiksvergoeding geen overeenstemming wordt bereikt bepaalt artikel 33 van de modelverordening dat de vergoeding medegebruik dan wordt gebaseerd op de door het rijk vastgestelde vergoeding materiële instandhouding die is opgenomen in het ‘Bekostigingsstelsel basisonderwijs’ (programma’s van eisen). Het bekostigingsstelsel is te downloaden via www.cfi.nl. Het bedrag van de vergoeding wordt dan gebaseerd op de vergoeding die vanaf groep 7 aan het bevoegd gezag wordt uitbetaald..

 

Zie ook