Bij kleinere en middelgrote gemeenten omvat ‘de taak kinderopvang’ vaak slechts een deel van iemands werkzaamheden. Goede ICT-ondersteuning daarbij is dan ook essentieel.

Kind gaat in een speeltuin van de glijbaan

De 25 GGD’en zijn verantwoordelijk voor het toezicht, 345 gemeenten voor registratie en handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang. Vanzelfsprekend werken zij hierbij nauw met elkaar samen. Kinderopvanglocaties die ‘bewezen’ kwaliteit leveren, registreert de gemeente in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). Ouders kunnen het LRK gebruiken om een geschikte locatie voor hun kinderen te vinden. Maar achter dit LRK gaat een hele wereld schuil. In een aan het LRK gekoppelde Gemeenschappelijke Inspectieruimte (GIR), kunnen gemeenten en GGD’en op een efficiënte manier de benodigde informatie met elkaar uitwisselen.

Kleine gemeente denkt mee

Het LRK, de GIR Handhaven en de GIR Inspecteren zijn door het rijk beschikbaar gesteld aan gemeenten en GGD’en. Gewijzigde wet- en regelgeving of nieuwe beleidsontwikkelingen worden door het rijk doorgevoerd in deze applicaties. Maar gemeenten hebben zelf ook inspraak. De applicaties moeten tenslotte voorzien in de ondersteuningsbehoefte ván die gemeenten. Groot én klein. Monique Ancery, medewerker Beleid en Handhaver Wet kinderopvang bij de gemeente Wierden, is vanuit zo’n kleine gemeente betrokken bij de implementatie en doorontwikkeling van het LRK en de GIR. Een collega met een missie.

Monique Ancery

Wat was jouw motivatie om aan het ontwikkelingsproces deel te nemen?

Er werd al enkele jaren gesproken over een gemeenschappelijk systeem dat door meerdere organisaties te gebruiken was. Vanuit die behoefte is het LRK ontwikkeld. Bij die ontwikkeling, en tijdens het testen van de applicatie, ontdekte ik dat er weinig was nagedacht over de kleine kernen van kleinere gemeenten. Zo waren de 5 kernen van mijn gemeente, Enter, Notter Zuna, Hoge Hexel, Rectum Ypelo en Wierden Centrum, niet los te vinden in het LRK. Ik vond dat dit anders moest. In het ontwikkelteam vond mijn oproep gehoor en is er voor de kleinere gemeenten iets extra’s ontwikkeld.

Vanuit de werkgroep LRK kwam de werkgroep GIR voort. De succesvolle deelname aan de werkgroep LRK was voor mij een reden om mij ook aan te melden voor de werkgroep GIR. Mijn voornaamste doel was om voor elkaar te krijgen dat ik cijfers voor de jaarverantwoording aan de Inspectie van het Onderwijs en de gemeenteraad uit de GIR Handhaven kon halen. Wat ik ook belangrijk vond was dat ik via het systeem concept-beschikkingen kon genereren met daarin automatisch voor-ingevulde overtredingen. Dat zou het handhaven echt eenvoudiger maken.

Hoe kijk je naar de rol die je in deze ontwikkelingen kunt spelen?

Door deel te nemen aan een projectgroep heb je een stem. Daarmee kun je mede bepalen hoe een systeem in elkaar moet steken om het voor jou, als medewerker van een kleinere gemeente, werkbaar te maken. Voor alle deelnemers van de werkgroep gold overigens dat de GIR echt een meerwaarde moest hebben. Je moet wel weer met een extra systeem werken.

Zelf schoof ik eens in de 2 weken aan bij de werkgroep Ontwikkeling GIR, waar ICTU, ontwikkelaar van zowel het LRK als de GIR, de nieuw ontwikkelde onderdelen van de applicatie liet zien. Aan de hand van feedback van een aantal gemeenten en de VNG is het systeem steeds verder uitgewerkt.

Ik vond het vooral belangrijk om als kleine gemeente mee te kunnen praten met de grotere gemeenten om ervoor te zorgen dat onze specifieke wensen ook een plek kregen. Wat je bij de meeste kleinere en middelgrote gemeenten ziet is dat de taak Kinderopvang deel uitmaakt van een palet van andere taken. Daarbij is er vaak geen jurist voor structurele ondersteuning. ICT-ondersteuning is dan bijna een voorwaarde om deze taak goed te kunnen uitvoeren.

Hoe zou je jouw meerwaarde binnen de ontwikkelingen omschrijven?

Naast de al genoemde inbreng ‘namens kleinere gemeenten’, heb ik veel ervaring met de Wet kinderopvang. Ik doe dit werk al sinds 2002. Toen bestond de wet overigens nog niet eens. Wat ik ook belangrijk vond, was dat het oosten van het land, de grensregio, bij de ontwikkeling werd betrokken. Plattelandskernen hebben bijvoorbeeld boerderijen waar soms twee gezinnen op een adres zijn gehuisvest. Dan moet je nadenken hoe je dit in de ICT-systemen kunt verwerken. En zo waren er in de loop der tijd meerdere specifieke uitdagingen waarvoor we samen een oplossing zochten.

Verder heb ik me ingezet om duidelijk te maken dat de financiering vanuit het rijk voldoende moet zijn, met een goede verdeelsleutel. Ten slotte heb ik aandacht gevraagd voor de grotere hoeveelheid gastouders die een kleine plattelandsgemeente – ten opzichte van grotere gemeenten – over het algemeen heeft.

Welke ambities heb je (nog) binnen dit dossier?

Mijn ambitie is van het begin af aan geweest om kinderopvang in kleinere gemeenten goed op de kaart te zetten. Om duidelijk te maken dat ook hier betrokken, gekwalificeerde mensen werken die – in tegenstelling tot wat soms wordt aangenomen – prima in staat zijn om de taken met betrekking tot registraties en handhaving adequaat op te pakken. Wel hebben ze vaak een breder takenpakket. Verdere professionalisering, ondersteund door goede ICT-applicaties, zorgt ervoor dat deze gedreven collega’s hun kinderopvangtaken efficiënter kunnen uitvoeren.

Meer informatie

Bent u enthousiast geworden naar aanleiding van het verhaal van Monique Ancery? Wilt u ook meedenken bij de ontwikkeling van de applicaties? Neem contact op met VNG Naleving via kinderopvang@vng.nl.