Het onderwerp 'gymnastiekonderwijs' blijkt nog vele vragen op te roepen. Met name over de vergoedingssystematiek voor de instandhouding bestaat onduidelijkheid. Deze systematiek wordt daarom zowel voor het primair als voor het voortgezet onderwijs toegelicht.

Primair onderwijs

Voor het primair onderwijs zijn alle rijksvergoedingen voor de huisvesting en exploitatie van gymnastiekonderwijs in het Gemeentefonds gestort. Het betreft niet alleen de stichtings- en eerste inrichtingskosten, maar ook de kosten voor de materiële instandhouding en - in de oude terminologie - het technisch onderhoud, ingrijpend onderhoud en de andere voorzieningen.
De wet bepaalt dat de gemeente ten behoeve van gymnastiekaccommodaties waarvan het eigendom berust bij een schoolbestuur van een niet door de gemeente in stand gehouden school, jaarlijks een vergoeding ter beschikking stelt (zie artikel 117 van de WPO en artikel 115 van de WEC). In artikel 38 van de modelverordening voorzieningen huisvesting onderwijs van de VNG en in de model beleidsregel voor bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs wordt dit verder uitgewerkt.

De hoogte van de vergoeding is gebaseerd op het aantal klokuren. Voor het basisonderwijs moet de gemeente volgens de wet ten minste 1,5 klokuur gymnastiek per bovenbouwgroep bekostigen, voor het (voortgezet) speciaal onderwijs is dit minimaal 2,25 klokuur per bovenbouwgroep. Het aantal groepen wordt vastgesteld volgens de procedure zoals beschreven in de model beleidsregel voor bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs (verder: de modelbeleidsregel).

De vergoeding is in de modelbeleidsregel uitgewerkt in de vorm van klokuurbedragen. Deze klokuurbedragen zijn samengesteld uit de "oude" vergoedingen voor materiële instandhouding, de binnenkantelementen uit de programma's van eisen technisch en ingrijpend onderhoud en de vergoeding voor vervanging en aanpassing van het onderwijsleerpakket en meubilair.
De klokuurbedragen bestaan uit een variabel bedrag en een vast bedrag. In het variabele bedrag zijn de gebruiksafhankelijke kosten opgenomen. In het vaste bedrag zijn alle kosten verwerkt die een eigenaar altijd heeft, onafhankelijk van het gebruik. Het vaste bedrag varieert al naar gelang de grootte van de oefenvloer en het stichtingsjaar van het gymnastieklokaal. De hoogte van het vaste bedrag is gebaseerd op een maximale "eigen" gebruiksduur van 26 klokuren. Het vaste bedrag omvat maar een deel van de werkelijke vaste kosten. De eigenaar dient de resterende kosten via medegebruik, verhuur of anderszins op te vangen.

Met behulp van artikel 30 (van de modelverordening) wordt de leegstand van (onder meer) gymnastiekruimte bepaald. De capaciteit van het gebouw, verminderd met het aantal klokuren dat het lokaal in gebruik is, levert de leegstand op. Voor de capaciteit van het gebouw wordt in dit artikel uitgegaan van het maximum aantal uren dat het gebouw per week voor onderwijs gebruikt kan worden. Hierbij wordt uitgegaan van 40 uur, omdat is uitgegaan van de schooltijden van het voortgezet onderwijs als maximumgrens

Dit betekent niet dat scholen voor primair onderwijs buiten hun reguliere schooltijden verwezen kunnen worden naar een gymnastiekruimte die nog geen 40 klokuren in gebruik is. Verwijzing kan dan alleen maar plaatsvinden binnen de voor de betreffende schoolsoort geldende reële schooltijden. Voor het regulier basisonderwijs geldt daarvoor 26 klokuur, zoals ook in het derde lid van artikel 38 wordt vermeld.

Voor deze constructie is destijds gekozen om het voor gemeenten mogelijk te maken om leerlingen in het voortgezet onderwijs te kunnen verwijzen naar leegstand van een gymnastiekvoorziening bij een basisschool, en andersom. Op deze wijze kunnen de beschikbare accommodaties zo volledig mogelijk worden ingezet.

Door middel van onderstaande voorbeelden wordt de vergoedingssystematiek, zoals beschreven in de modelbeleidsregel, nader toegelicht.

Gymnastiekaccommodatie basisonderwijs
Een school voor het speciaal onderwijs maakt 10 klokuren gebruik van de gymnastiekaccommodatie van een niet door de gemeente instandgehouden basisschool (oppervlakte van 180 m2, stichtingsjaar 1970). Het bestuur van deze school voor basisonderwijs is eigenaar van de gymnastiekaccommodatie en heeft deze zelf 15 klokuren in gebruik. De school voor basisonderwijs  ontvangt van de gemeente voor het eigen gebruik het vaste bedrag van € 3.392,25,-- en als vergoeding voor de variabele kosten een bedrag van € 459,94 x 15 = € 6.899,10. Daarnaast vergoedt de gemeente de basisschool de 10 klokuren die de school voor speciaal onderwijs van de accommodatie gebruikmaakt. Voor de variabele kosten is dit een bedrag van € 459,94 x 10 = € 4.599,40. Voor de vaste kosten ontvangt de school voor basisonderwijs geen aanvullende middelen (de gymnastiekaccommodatie is in totaliteit 25 klokuren in gebruik, het vaste bedrag is gebaseerd op 26 klokuren, dat betekent dat de gemeente de vaste kosten bekostigd heeft).

Gymnastiekaccommodatie voortgezet onderwijs
Een school voor basisonderwijs maakt 10 klokuren gebruik van de gymnastiekaccommodatie van een niet door de gemeente instandgehouden school voor voortgezet onderwijs (oppervlakte van 255 m2, stichtingsjaar 1985). Het bestuur van deze school voor voortgezet onderwijs heeft recht op een vergoeding van € 3.676,95/ 26 x 10 = € 1.414,21 voor de vaste kosten en van € 566,83 x 10 =  €  5.668,30 voor de variabele kosten. De gemeente vergoedt deze kosten.

Gymnastiekaccommodatie van de gemeente
In de situatie dat een school voor speciaal of basisonderwijs gebruikmaakt van een gemeentelijke sporthal, dan dient de gemeente de accommodatie om niet in gebruik te geven voor het vastgestelde aantal klokuren.
Voor een eventuele interne verrekening, bijvoorbeeld tussen de begroting voor onderwijs en de begroting voor (sport)accommodaties, kan aangesloten worden bij de klokuurbedragen. Voor het bepalen van de kosten per klokuur dient zowel het variabele als 1/26 deel van het vaste bedrag meegenomen te worden voor de materiële instandhouding. Dus als een basisschool 15 klokuren gebruikmaakt van een gemeentelijke sporthal (oppervlakte van 280 m2, stichtingsjaar 1990) gaat het om een bedrag van € 515,44 x 15 + € 2.919,46 / 26 x 15 = €  9.415,90.
Daarnaast dient voor ieder klokuur nog een vergoeding voor de stichtingskosten berekend te worden, deze vergoeding is afhankelijk van de lokale situatie.

Gymnastiekaccommodatie commerciële exploitant/geëxploiteerd door derde
Als een school voor speciaal of basisonderwijs een gymnastiekaccommodatie van een commerciële exploitant gebruikt, dan betaalt de gemeente voor het vastgesteld aantal klokuren de huurprijs aan de exploitant. Voor het bepalen van de vergoeding voor de materiële instandhouding kan aangesloten worden bij de klokuurbedragen. Voor ieder klokuur dient dan zowel het variabele als 1/26 deel van het vaste bedrag meegenomen te worden. Daarnaast dient voor ieder klokuur nog een vergoeding voor de stichtingskosten berekend te worden.
 

Voortgezet onderwijs

Vergoeding gymnastiekaccommodatie In het voortgezet onderwijs hebben veel scholen een eigen gymnastiekaccommodatie. De stichtings- en eerste inrichtingskosten zijn in het verleden al volledig door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW) vergoed. De vergoeding voor de totale materiële instandhouding is opgenomen in de lumpsumvergoeding, die de scholen van het Rijk ontvangen.

Indien een school voor voortgezet onderwijs geen eigen gymnastiekaccommodatie heeft of - gezien het aantal te verzorgen uren - meer ruimte nodig heeft, kan de school hiervoor een aanvraag indienen bij de gemeente. Naast nieuwbouw of uitbreiding van gymnastiekaccommodaties kan de gemeente de school voor voortgezet onderwijs de mogelijkheid bieden tot medegebruik of huur van een gymnastiekaccommodatie. In de onderstaande voorbeelden wordt aangegeven op welke wijze in dergelijke situaties de vergoeding vastgesteld moet worden op basis van de modelverordening. Voor de hoogte van de bedragen wordt aangesloten bij de klokuurbedragen zoals die gelden voor het primair onderwijs. Uitgangspunt van de vergoeding is het bedrag per klokuur. In de VNG-modelverordening en beleidsregel wordt geen onderscheid gemaakt tussen lesuur en klokuur.

Gymnastiekaccommodatie basisonderwijs
Een school voor het voortgezet onderwijs maakt 10 klokuren gebruik van de gymnastiekaccommodatie van een basisschool die niet door de gemeente instandgehouden wordt (oppervlakte van 180 m2, stichtingsjaar 1970). Het bestuur van deze basisschool is eigenaar van de gymnastiekaccommodatie en heeft deze zelf 17 klokuren in gebruik. De school voor basisonderwijs ontvangt van de gemeente het vaste bedrag van € 3.392,25 en als vergoeding voor de variabele kosten een bedrag van € 459,94 x 17 = € 7.818,98. De school voor voortgezet onderwijs vergoedt de school voor basisonderwijs voor de variabele kosten € 459,94 x 10 = € 4.599,40. Als vast bedrag ontvangt de school voor basisonderwijs van de school voor voortgezet onderwijs € 3.392,25 /26 x 1 =  €  130,47 (de gymnastiekaccommodatie is in totaliteit 27 klokuren in gebruik, het vaste bedrag is gebaseerd op 26 klokuren, dat betekent dat de school voor het voortgezet onderwijs de vaste kosten van één klokuur moet bekostigen).

Gymnastiekaccommodatie voortgezet onderwijs
Een school (school A) voor voortgezet onderwijs maakt 10 klokuren gebruik van een gymnastiekaccommodatie (oppervlakte van 275 m2, stichtingsjaar 1980) van een andere school voor voortgezet onderwijs (school B). Het bestuur van school B krijgt van school A voor de variabele kosten een bedrag van € 566,83 x 10 = € 5.668,30. Voor de vaste kosten ontvangt school B van school A een bedrag van € 3.676,95 / 26 x 10 = € 1.414,21. De gemeente speelt geen rol bij deze verrekening en hoeft deze kosten dus niet te vergoeden.

Gymnastiekaccommodatie van de gemeente
Een school voor voortgezet onderwijs maakt 30 klokuren gebruik van een sporthal die in eigendom is van de gemeente (oppervlakte van 252 m2, stichtingsjaar 1985). De gemeente krijgt van de school voor voortgezet onderwijs voor de variabele kosten een bedrag van € 566,83 x 30 = € 17.000,90
Voor de vaste kosten ontvangt de gemeente van de school een bedrag van € 3.676,95 / 26 x 30 = € 4.242,63.

Gymnastiekaccommodatie commerciële exploitant/geëxploiteerd door derde
Een school voor voortgezet onderwijs maakt 10 klokuren gebruik van een sporthal die in eigendom is van een commerciële exploitant (oppervlakte van 260 m2, stichtingsjaar 1992). De school betaalt de exploitant een huurbedrag van € 16.500,-- (inclusief de exploitatiekosten). De gemeente vergoedt de school voor voortgezet onderwijs een stichtingskostenvergoeding. De hoogte van deze vergoeding is het verschil tussen het huurbedrag en het totale klokuurbedrag, dus in dit geval (€ 16.500,--) - (10 x € 515,44) + (10 x € 2.919,46 / 26) = € 10.222,73.

Vergoeding sportterrein
Als een school voor voortgezet onderwijs gebruikmaakt van een niet-eigen en niet-gemeentelijk sportterrein, dan maakt de eigenaar van dat terrein aanspraak op vergoeding van zowel de stichtingskosten als de gebruikerskosten (materiële instandhouding). De stichtingskosten worden door de gemeente vergoed voor het aantal klokuren dat de school van het sportterrein gebruikmaakt. Bij de berekening van de hoogte van de huurvergoeding hoeft geen rekening te worden gehouden met de in de modelverordening genoemde maximale periode van acht weken. Het gaat namelijk om een normvergoeding van € 18,38 per klokuur.

Evenals in het primair onderwijs wordt onder klokuur verstaan: één uur per week gedurende een bepaalde periode. De hoogte van de huurvergoeding voor de periode van acht weken wordt dus berekend door het aantal wekelijkse lesuren dat voor vergoeding in aanmerking komt te vermenigvuldigen met de vergoeding per klokuur. Het aantal wekelijkse lesuren hoeft dus niet met acht vermenigvuldigd te worden.

Het voorgaande betekent dat indien een school voor voortgezet onderwijs 50 klokuren gebruikmaakt van een sportterrein van een sportvereniging, de gemeente een totaalbedrag van maximaal 50 x € 18,38 = € 919,-- aan de school voor voortgezet onderwijs vergoedt.
Voor de gebruikerskosten dient de school door de eigenaar aangesproken te worden. In de lumpsumvergoeding is in het bedrag per leerling hiervoor een component opgenomen.

Bron: Bijlage bij VNG-brief OCSR/802075 van 25 mei 1998. Prijspeil 2006

Algemeen: Vervoer naar gymzaal geen onderwijshuisvestingsvoorziening
Ingevolge artikel 91 van de Wet op het Primair Onderwijs (hierna: de WPO) is de gemeenteraad ten behoeve van de door de gemeente in stand gehouden scholen de zorg voor de voorzieningen in de huisvesting opgedragen. Uit dit artikel, noch uit (model-)verordening voorzieningen huisvesting onderwijs, volgt dat de voormelde zorgplicht van de gemeente voor de voorzieningen in de huisvesting mede het vervoer van leerlingen naar het onderwijs in lichamelijke opvoeding inhoudt. De gemeentelijke zorgplicht voor een ruimte voor het onderwijs in lichamelijke oefening houdt niet mede in de bekostiging van het vervoer van leerlingen naar een accommodatie. Dit blijkt uit een uitspraak van de Raad van State.

Een gemeente kan uiteraard wel besluiten om dit soort vervoer te subsidiëren via de (model-)verordening materiele financiële gelijkstelling onderwijs op basis van artikel 6 jo artikel 140/141 WPO.   
Uitspraak Raad van State (2 augustus 2006)