Naar aanleiding van meerdere vragen en signalen van J-GGZ-aanbieders over de continuiteit van zorg na afloop van het overgangsrecht, gemeentelijke herindicaties door wijkteams en de verhouding tot de verwijzing van o.a. de huisarts is afgesproken dat het ministerie van VWS verduidelijking zal bieden. Hieronder vindt u deze verduidelijking.

Jeugdhulp in 2015 op grond van het overgangsrecht

In hoofdstuk 10 van de Jeugdwet is geregeld dat de rechten en verplichtingen die vóór 1 januari 2015 golden met betrekking tot verwijzingen en indicaties voor vormen van zorg of jeugdzorg en die vanaf 1 januari 2015 onder de Jeugdwet vallen, blijven gelden. Zij gelden dan jegens de gemeente waarbinnen de betreffende jeugdige zijn woonplaats in de zin van de Jeugdwet heeft. Dit overgangsrecht geldt tot 1 januari 2016. 

Aandachtspunten

Let op deze aandachtspunten:

  • A: Als het een indicatiebesluit betreft dat eerder dan 1 januari 2016 afloopt, dan eindigt het daaraan verbonden overgangsrecht op datzelfde moment;
  • B: Als het een indicatiebesluit betreft met een looptijd die doorloopt na 2015, dan eindigt het overgangsrecht op 1 januari 2016. De rechten en verplichtingen die verbonden zijn aan dat indicatiebesluit vervallen daarmee ook per 1 januari 2016.
  • C: Als het zorg betreft die op basis van een verwijzing is ingezet, dan zal de verwijzing in sommige gevallen een einddatum bevatten. In àlle gevallen geldt dat de rechten en verplichtingen die verbonden zijn aan die verwijzing, komen te vervallen per 1 januari 2016.
  • D: Als het een indicatiebesluit betreft waarin is vastgesteld dat de jeugdige is aangewezen op pleegzorg, dan eindigt het overgangsrecht niet per 1 januari 2016, maar geldt het voor de duur die is vastgesteld in het betreffende indicatiebesluit. In het uiterste geval kan dit betekenen dat de pleegzorg op basis van dat indicatiebesluit doorloopt tot het pleegkind 18 jaar wordt.

Jeugdhulp in 2016

Het feit dat het overgangsrecht op grond van de Jeugdwet eindigt per 2016, laat onverlet dat er situaties zijn waarin de behoefte aan jeugdhulp niet voorbij is. Het is voor zowel gemeenten als voor jeugdhulpaanbieders en jeugdigen en ouders van belang om te begrijpen hoe noodzakelijke jeugdhulp voortgezet kan worden.

Als de jeugdige of ouder(s) voortzetting van jeugdhulp nodig hebben na afloop van het overgangsrecht per 1 januari 2016, dan is het van belang dat tijdig – dus al in 2015 – per geval wordt bekeken wat ervoor nodig is om de noodzakelijke jeugdhulp te continueren.

Jeugdigen en ouders doen er in een dergelijke situatie goed aan om tijdig bij de gemeente aan te kloppen met hun hulpvraag. Afhankelijk van de zelfredzaamheid van de jeugdigen en ouders kan het ook aan de jeugdhulpverlener zijn om het contact met de gemeente te leggen.

Gelet op de wettelijke verantwoordelijkheid van de gemeente, is het echter ook aan de gemeente zelf om in actie te komen, opdat de noodzakelijke jeugdhulp tijdig wordt ingezet. Een afwachtende houding kan ernstige gevolgen hebben, als het gaat om jeugdhulp die zorginhoudelijk gezien voortgezet moet worden. 

Jeugdhulp op basis van een indicatiebesluit of na een verwijzing

Het overgangsrecht van de Jeugdwet ziet op jeugdhulp die wordt verleend op basis van een verwijzing van bijvoorbeeld een huisarts en op jeugdhulp die wordt verleend op grond van een indicatiebesluit. De verwijzing die in 2015 inmiddels heeft geleid tot toegang tot jeugdhulp, is daarmee ‘verzilverd’.

Een indicatiebesluit met een looptijd die doorloopt ná 2015 verliest door het eindigen van het overgangsrecht per 1 januari 2016 zijn effect. Als er behoefte bestaat aan voortzetting van het betreffende jeugdhulptraject, hangt het van een aantal factoren af hoe die jeugdhulp voortgezet kan worden. Hieronder vindt u mogelijke situaties in vraag- en antwoordvorm:

  • Vraag: Is de betreffende jeugdhulp op grond van de gemeentelijke verordening vrij toegankelijk of niet vrij toegankelijk?
    Antwoord: Als het vrij toegankelijke jeugdhulp betreft, kan de jeugdhulp zonder belemmeringen worden ingezet.
  • Vraag: Is sprake van voortzetting van hetzelfde jeugdhulptraject of betreft het feitelijk een nieuwe hulpvraag?
    Antwoord: Het zou bijvoorbeeld kunnen dat bij een jeugdige in de loop van 2015 een nieuwe of gewijzigde jeugdhulpbehoefte ontstaat, waarvoor al dan niet door dezelfde jeugdhulpaanbieder jeugdhulp kan worden verleend. Een nieuwe hulpvraag vergt een nieuwe verwijzing door een erkende verwijzer of een nieuw besluit van of namens de gemeente, maar nu op grond van de Jeugdwet.
  • Vraag: Is de betreffende jeugdhulpverlener deskundig om te beoordelen of voortzetting van de jeugdhulp noodzakelijk is?
    Antwoord: Als sprake is van medisch specialistische zorg, geldt als uitgangspunt dat de gemeente het inhoudelijke oordeel van de behandelaar respecteert.
  • Vraag: Is de betreffende jeugdhulpverlener bekwaam en bevoegd om te beoordelen of voortzetting van de jeugdhulp noodzakelijk is?
    Antwoord: Wellicht heeft de gemeente de betreffende jeugdhulpverlener of jeugdhulpaanbieder gemandateerd om namens de gemeente te bepalen dat niet vrij toegankelijke jeugdhulp noodzakelijk is en ingezet moet worden.
  • Vraag: Betreft het hulpverlening die door één aanbieder wordt verleend of is sprake van meerdere jeugdhulp-aanbieders?
    Antwoord: Het is van belang dat de gemeente haar verantwoordelijkheid voor het verlenen van integrale hulp bij multiproblematiek kan uitoefenen. Dat betekent dat gewaarborgd moet zijn dat er één regisseur is, die zorgt voor afgestemde hulpverlening.
  • Vraag: Heeft de gemeente voor het jaar 2016 een contract met de jeugdhulpaanbieder die de jeugdhulp op grond van het overgangsrecht in 2015 verleende? Zo nee:
    -  Is de gemeente bereid die jeugdhulpaanbieder in 2016 op basis van een losse factuur te betalen? 
    -  Als overwogen wordt de opvolgende jeugdhulp te laten verlenen door een andere jeugdhulpaanbieder, moet expliciet afgewogen worden in hoeverre dat in het belang van de jeugdige is (zie ook artikel 3 IVRK over het belang van het kind).

Nieuwe beslissing over jeugdhulp van de gemeente 

Als  er geen sprake is van vrij toegankelijke jeugdhulp en ook niet van een verwijzing door een huisarts, medisch specialist of jeugdarts, dan is een nieuwe beslissing van of namens de gemeente nodig over de in te zetten jeugdhulp.

In tegenstelling tot de Wmo 2015 kent de Jeugdwet geen voorgeschreven procedure over de manier waarop de gemeente komt tot een beslissing over de noodzaak en inzet van jeugdhulp.

  • De Awb en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gelden als uitgangspunt voor het handelen van de gemeente op grond van de Jeugwet.
  • Daarnaast is bepalend wat in de betreffende gemeentelijke verordening is geregeld.

In dit kader is van groot belang rekening te houden met het feit dat er tijd nodig zal zijn voor het nemen van een gemotiveerd besluit (waarbij overigens de redelijke termijn voor het nemen van een besluit in acht moet worden genomen, zie ook artikel 4:13 Awb: maximaal acht weken).

Tot slot: het is belangrijk dat over het wel of niet voortzetten van de jeugdhulp duidelijk met de jeugdige en zijn ouder(s) wordt gecommuniceerd (zie ook artikel 12 IVRK over het recht van kinderen om gehoord te worden).

Oproep aan gemeenten

In de eerste plaats is het natuurlijk voor kinderen, jongeren en hun gezinnen belangrijk dat noodzakelijke hulp doorloopt. Voor instellingen is het belangrijk dat gemeenten de zorgaanbieders informeren of de jeugdhulp kan worden voortgezet of dat een herindicatie nodig is. Ook bij die situaties waarbij de toets niet nodig is, hebben instellingen zekerheid nodig over de vraag hoe gemeenten omgaan met de continuïteit van deze zorg.