Huis van klokkenluiders
-
Volledige vraag
Onze gemeente was aangesloten bij de Onderzoeksraad Integriteit Overheid (OIO). Er is sinds 1 juli een nieuwe Huis voor klokkenluiders waar organisaties en medewerkers terecht kunnen. Moet onze gemeente zich daar ook laten registreren of aanmelden?Antwoord
Per 1 juli 2016 kennen we inderdaad het Huis voor klokkenluiders, dit is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) te Utrecht. Het OIO is samen met BIOS en het Adviespunt Klokkenluiders opgegaan in het Huis van de Klokkenluiders. Men hoeft zich voor het Huis van klokkenluiders niet te registreren of aan te melden, het Huis werkt voor iedereen zowel in de private als publieke sector.Met het Huis van de Klokkenluiders is het melden van misstanden wettelijk geregeld en een regeling voor het melden van interne misstanden wettelijk verplicht, namelijk in de nieuwe Wet van de klokkenluiders. Uw gemeente dient een nieuwe regeling vast te stellen voor het melden van misstanden.
U kunt de voorbeeldregeling downloaden via:
-
Volledige vraag
In de oude voorbeeldregeling (versie 2013) was een expliciete bepaling opgenomen over juridische bijstand voor melders en vertrouwenspersonen. In het huidige model ontbreekt deze. Wat is daar de reden van?Antwoord
Dat klopt, in tegenstelling tot wat wij in het begeleidend ledenbrief schrijven ontbreekt een expliciete bepaling in de regeling over juridische rechtsbijstand voor melders en vertrouwenspersoon. Dit is een omissie. Wij adviseren een dergelijk bepaling wel op te nemen, mede doordat de nieuwe regeling meer bepalingen kent over het tegengaan van benadeling van de melder (zoals het inwinnen van advies intern of extern). Ga wel na of uw gemeentelijke rechtsbijstandverzekering hiervoor de juiste dekking kent. -
Volledige vraag
De procedure voor het melden van vermoeden van misstanden staat niet op zichzelf. Wat moet of kan de gemeente nog meer doen om de procedure te borgen binnen de organisatie?Antwoord
De Wet Huis voor klokkenluiders geeft ook een communicatieverplichting voor alle werkgevers. In het kort houdt deze verplichting in dat werkgevers verplicht zijn om hun interne meldingsregeling te verstrekken aan alle werknemers. Daarbij moeten zij ook informatie geven over de omstandigheden waaronder er buiten de organisatie gemeld kan worden en over de rechtsbescherming van de melder.Meer tips en trucs over het vormgeven van goed meldbeleid kunt u nalezen in de volgende publicatie:
-
Handreiking Goed meldbeleid
(publicatie, december 2015)
-
-
Volledige vraag
In de voorbeeldregeling melden vermoeden misstand is opgenomen dat een adviseur in vertrouwen kan worden geraadpleegd. Maar het is ons is niet helemaal duidelijk wie hier bedoeld wordt. Kunt u dat toelichten?Antwoord
Onder adviseur wordt verstaan een functionaris die een werknemer/melder intern (bijvoorbeeld de vertrouwenspersoon integriteit) en extern (bijvoorbeeld juridisch adviseur of bedrijfsarts) in vertrouwen kan raadplegen. De adviseur hoeft niet in dienst van de gemeente te zijn.
Nieuwe geheimhoudingsregels: Bevoegdheid om geheimhouding op te leggen
-
Alleen in artikel 82 Gemeentewet staat dat een lid van de raad voorzitter van een raadscommissie moet zijn. Voor een door de raad ingestelde bestuurscommissie (artikel 83 Gemeentewet) of een door de raad ingestelde overige commissie (artikel 84 Gemeentewet) is dit niet verplicht. Dit betekent dat de burgemeester voorzitter mag zijn van een door de raad ingestelde bestuurscommissie of overige commissie. Dit gebeurt echter niet in zijn of haar hoedanigheid als burgemeester maar als voorzitter van de commissie. Vanaf 1 april 2023 is het niet meer mogelijk dat een voorzitter van de commissie zelf geheimhouding op informatie legt.
-
vervolg van vraag: terwijl de nieuwe geheimhoudingsregels van de Gemeentewet niet van overeenkomstige toepassing zijn verklaard?
Er doet zich momenteel de situatie voor dat in artikel 16 lid 5 Wet gemeenschappelijke regelingen nog verwezen wordt naar artikel 25 Gemeentewet terwijl dat artikel per 1 april 2023 is komen te vervallen door de nieuwe geheimhoudingsregeling in de artikelen 87, 88 en 89 Gemeentewet.
Het ministerie van BZK gaat artikel 16 lid 5 Wet gemeenschappelijke regelingen nog aanpassen aan de nieuwe geheimhoudingsregeling in de Gemeentewet. Dit gebeurt met een Verzamelwet waarin uiteenlopende technische wijzigingen staan. Het ministerie moet die Verzamelwet nog indienen bij de Tweede Kamer.
Tot de (nog onbekende datum van) inwerkingtreding van dit onderdeel van de Verzamelwet kunnen gemeenschappelijke regelingen zo veel mogelijk handelen volgens de bedoeling van de wetgever, namelijk dat bekrachtiging niet meer nodig is. Dit geldt des te meer nu artikel 25 Gemeentewet niet meer van kracht is. -
Het ligt niet voor de hand om geheimhouding voor een bepaalde termijn op te leggen. Het orgaan dat tot opheffing bevoegd is, moet op zeker moment bepalen of er reden is om de geheimhouding op te heffen. Doorgaans is op voorhand niet goed te voorspellen wat daar een geschikt moment voor is. In plaats hiervan kan er voor worden gekozen om de geheimhouding periodiek te heroverwegen.
Als geheime informatie met de raad is gedeeld, is de raad bij uitsluiting bevoegd om de geheimhouding op te heffen. Een vooraf door bijvoorbeeld het college bepaalde termijn mag niet ten koste van die bevoegdheid van de raad gaan.
Nieuwe geheimhoudingsregels: Geheime informatie delen
-
Als het college of de burgemeester overeenkomstig het 2e of 3e lid informatie verstrekt aan een commissie waarin leden van de raad zitting hebben, verstrekt het college of de burgemeester die informatie tevens aan de raad (artikel 88 lid 5 Gemeentewet). Dit geldt voor commissies als bedoeld in artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet en niet voor een vertrouwenscommissie als bedoeld in artikel 61 Gemeentewet.
-
Geheime informatie die aan een commissie bestaande uit leden van de raad wordt verstrekt, moet ook met de gehele raad worden gedeeld. Een situatie waarvoor dit volgens het ministerie van BZK niet geldt, betreft die van de besloten commissievergadering.
Op het moment dat bepaalde zaken in een besloten commissievergadering worden besproken, komt die geheime informatie ter kennis van de aanwezigen en rust op die informatie van rechtswege geheimhouding (artikel 23 lid 4 Gemeentewet). Deze mondelinge informatie is niet aan de commissie verstrekt waardoor de geheime informatie ook niet aan de gehele raad hoeft te worden verstrekt.
Bij schriftelijke informatie kan onderscheid worden gemaakt tussen:
- geheime schriftelijke informatie die het college of de burgemeester verstrekt aan een commissie waarin leden van de raad zitting hebben
- vertrouwelijke informatie die bijvoorbeeld de burgemeester met enkele leden van de raad wil bespreken
Als het college of de burgemeester geheime schriftelijke informatie verstrekt aan een commissie waarin leden van de raad zitting hebben, moet het college of de burgemeester die informatie tevens aan de gehele raad verstrekken (artikel 88 lid 5 Gemeentewet). Dit moet ook als de commissie deze geheime schriftelijke informatie in een besloten vergadering behandelt. Juist omdat schriftelijke informatie onder geheimhouding kan worden verstrekt, kunnen één of meer andere raadsleden om deze informatie vragen en moet het college of de burgemeester deze informatie ook verstrekken tenzij dit in strijd is met het openbaar belang (artikel 169 lid 3 en artikel 180 lid 3 Gemeentewet).
Het ministerie van BZK onderkent echter dat zich nog steeds situaties kunnen voordoen waarin bijvoorbeeld de burgemeester vertrouwelijke informatie wil bespreken met enkele leden van de raad en dus niet met de hele commissie waarin leden van de raad zitting hebben. Dit blijft ook na de wetswijziging mogelijk. Het gaat hier dus nadrukkelijk niet om geheime schriftelijke informatie die is verstrekt aan een commissie waarin leden van de raad zitting hebben. Die vertrouwelijke informatie hoeft dan niet met de hele raad te worden gedeeld. Het college of de burgemeester hoeven die vertrouwelijke informatie ook niet aan andere raadsleden te verstrekken als die daar om vragen.
-
De opgelegde geheimhoudingsplicht geldt ook voor de andere personen die aanwezig zijn bij een besloten raadsvergadering. Dat blijkt uit artikel 23 lid 4 Gemeentewet, waarin staat: 'Indien met gesloten deuren wordt vergaderd, geldt een verplichting tot geheimhouding omtrent informatie die in die vergadering ter kennis van de aanwezigen komt. De verplichting duurt voort, totdat de raad haar opheft.’ Als die andere aanwezigen de geheimhouding opzettelijk schenden dan zijn ze net als de raadsleden vervolgbaar en strafbaar op grond van artikel 272 WvS.
-
Het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, kan deze geheime informatie nog aan anderen (zoals burgerraadsleden) verstrekken, mits de geheimhouding daarmee niet materieel wordt opgeheven. Als geheime informatie aan anderen dan de organen van de gemeente wordt verstrekt, rust op deze anderen een geheimhoudingsplicht op grond van artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht en artikel 272 Wetboek van Strafrecht.
Zodra het orgaan de geheime informatie met de raad heeft gedeeld, is alleen de raad nog bevoegd om de informatie met anderen te delen dan waarmee deze informatie al was gedeeld. De raad kan er ook voor kiezen om nadere regels te stellen over hoe andere bestuursorganen dan toch in bepaalde gevallen de kring van geheimhouders zelf mogen uitbreiden. Als de raad het wenselijk vindt om alle partijen aan generieke regels te binden, is hiervoor een verordening aangewezen.
De Gemeentewet laat nadrukkelijk de keuze aan de raad om al dan niet nadere regels te stellen. In artikel 88, zesde lid, Gemeentewet staat dat 'de raad regels kan stellen'. Het stellen van nadere regels is dan ook niet verplicht. De raad kan er ook voor kiezen om geen nadere regels te stellen maar wel afspraken te maken over hoe andere bestuursorganen in bepaalde gevallen de kring van geheimhouders mogen uitbreiden nadat die de geheime informatie met de raad hebben gedeeld.
Te denken valt aan een algemene of specifieke machtiging waarbij de raad vastlegt in welke gevallen bijvoorbeeld het college geheime informatie ook nog met anderen kan delen nadat deze informatie aan de raad is verstrekt en onder welke voorwaarden dit moet gebeuren. Het zou dan kunnen gaan om gevallen waarin verstrekking van informatie aan bepaalde partijen voor het college noodzakelijk is in het kader van het dagelijks bestuur, ook nadat deze informatie onder geheimhouding is verstrekt aan de raad.
Als bij de raad en/of andere bestuursorganen de behoefte bestaat aan nadere regels dan wel afspraken over het uitbreiden van de kring van geheimhouders nadat de geheime informatie met de raad is gedeeld, dan is het raadzaam dat de raad en die andere bestuursorganen hierover tijdig met elkaar in gesprek gaan. Uiteindelijk is het de gemeenteraad zelf die op basis van een verordening of beleidsregels de eigen werkwijze ten aanzien van geheimhouding en de kring van geheimhouders vaststelt.Meer informatie hierover is te vinden in de circulaire geheimhouding (pdf, 3,4 MB) van het ministerie van BZK.
-
De artikelen 87, 88 en 89 Gemeentewet gaan uit van de organen van het gemeentebestuur en dus niet van een fractie of raadslid. Alleen een orgaan van het gemeentebestuur kan dus geheimhouding op informatie leggen en die informatie zelf vertrouwelijk met anderen delen. Zodra die geheime informatie aan de raad is verstrekt, mag alleen de raad die geheime informatie nog met anderen delen.
Als geheime informatie aan de raad is verstrekt, biedt artikel 88 lid 6 Gemeentewet nog wel de mogelijkheid voor de raad om regels te stellen over de ruimte die het aan andere organen van het gemeentebestuur wil geven om die geheime informatie toch ook nog zelf met anderen te delen. Ook hier gaat het dus niet om een fractie of raadslid aan wie de raad die ruimte kan geven.
Als een individueel lid van een orgaan waaraan geheime informatie is verstrekt deze informatie met anderen deelt of openbaar maakt, schendt diegene de geheimhoudingsplicht. De raad kan in dat geval besluiten om het betreffende lid voor maximaal 3 maanden uit te sluiten van toegang tot stukken waarop geheimhouding rust. Dit staat los van eventuele strafbaarheid op grond van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.