4. Communicatie voor en door gemeenten
-
Gemeenten kunnen actuele informatie over het Risicobeheerfonds vinden op vng.nl/risicobeheerfonds. De informatiecampagne voor gemeenten start vanaf begin 2025.
-
Tot aan de start van de informatiecampagne wordt er geen concrete actie van gemeenten verwacht. Wel kan iedere gemeente alvast de toekomstige premies indicatief laten berekenen. Op basis van data over verzekeringen en gebouwen kan uitgerekend worden hoeveel een gemeente kan besparen.
-
Nadat het VNG-bestuur heeft besloten het Risicobeheerfonds op te richten, wordt gestart met een wervings- en informatiecampagne naar gemeenten. Het Risicobeheerfonds verwacht begin 2025 alle gemeenten te kunnen benaderen met de informatiecampagne.
Aansprakelijkheid overheid algemeen
-
Kan de bestuursrechter in een verzoekschriftprocedure op grond van artikel 8:88 Awb de gemeente gebieden het onrechtmatig handelen te staken - naast een veroordeling tot betaling van schadevergoeding?
Nee, de verzoekschriftprocedure op grond van artikel 8:88 Awb biedt de bestuursrechter uitsluitend de mogelijkheid om het bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade. De civiele rechter kan de gemeente wel gebieden het onrechtmatig handelen te staken.
-
Er bestaat geen regel die bepaalt dat de gemeente moet reageren op een verzoek om schadevergoeding. Maar uit het oogpunt van zorgvuldig bestuur mag wel worden verwacht dat de gemeente met een reactie komt.
Bij het uitblijven van een reactie kan degene die om schadevergoeding verzoekt de gemeente dagvaarden in een gerechtelijke procedure bij de civiele rechter. Als het gaat om schadevergoeding als gevolg van een onrechtmatig of niet tijdig besluit of een onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit kan ook bij de bestuursrechter een verzoekschriftprocedure worden gestart.
Voor het starten van een verzoekschriftprocedure gelden wel als voorwaarden dat de schadevergoeding waarom wordt verzocht niet meer mag zijn dan 25.000 euro (artikel 8:89 Awb) en dat er ten minste 8 weken moeten zijn verstreken nadat bij het bestuursorgaan om schadevergoeding is verzocht (artikel 8:90 Awb). Zie voor meer informatie het onderwerp onrechtmatige besluiten (https://vng.nl/portal-privaatrecht/overheidsaansprakelijkheid/onrechtmatige-besluiten).
-
Artikel 8:75 Awb biedt de bestuursrechter de exclusieve bevoegdheid om te oordelen over vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures. Volgens dit artikel kunnen natuurlijke personen slechts bij kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht worden veroordeeld in de kosten. Daarmee wordt bedoeld dat de particulier verwijtbaar onnodig procedeert. Het feit dat het hier om een exclusieve bevoegdheid van de bestuursrechter gaat, betekent dat voor de proceskosten in een bestuursrechtelijke procedure geen vordering uit onrechtmatige daad bij de civiele rechter kan worden ingesteld. Hetzelfde geldt overigens als de gemeente in de proceskosten wordt veroordeeld.
De civiele rechter kan wel de in het ongelijk gestelde particulier veroordelen in de proceskosten.
De griffierechten en de deurwaarderskosten worden volledig vergoed. De advocaatkosten worden vergoed op basis van een forfaitair tarief per verrichte proceshandeling. Dit forfaitair tarief dekt de werkelijke advocaatkosten veelal niet, waardoor de gemeente haar proceskosten meestal niet volledig vergoed zal krijgen. In uitzonderingsgevallen wijst de civiele rechter wel eens de werkelijke advocaatkosten toe. Dan gaat het meestal om misbruik van procesrecht. Dit komt zelden voor. In beginsel heeft een ieder recht op toegang tot de rechter. -
Er staat geen bezwaar open als iemand aansprakelijk wordt gesteld op basis van artikel 6:162 BW. De Algemene wet bestuursrecht is in dat geval niet van toepassing.
-
De vereisten voor aansprakelijkheid zijn opgenomen in artikel 6:162 BW. Degene die aansprakelijk is, moet de door zijn onrechtmatige daad veroorzaakte schade vergoeden aan de benadeelde. Kort gezegd, aansprakelijk is degene die schuld heeft aan de schade of aan wie de oorzaak van de schade is toe te rekenen. Dit wordt ook wel schuldaansprakelijkheid genoemd.
Risicoaansprakelijkheid houdt in dat iemand aansprakelijk is voor schade die hij niet zelf heeft veroorzaakt, maar waarvoor hij toch aansprakelijk kan worden gehouden omdat hij een bepaalde hoedanigheid bezit. In deze gevallen maakt het niet uit of deze persoon schuld heeft aan de schade. Ook voor gemeenten gelden een aantal van de in het Burgerlijk Wetboek opgenomen risicoaansprakelijkheden. De bekendste is wel de risicoaansprakelijkheid van de gemeente als wegbeheerder voor de gebrekkige wegen (artikel 6:174 BW). In hetzelfde artikel wordt de aansprakelijkheid voor gebrekkige leidingen en voor gebrekkige opstallen geregeld. Als beheerder van leidingen (zoals riolering) rust op de gemeente een risicoaansprakelijkheid en als bezitter van opstallen (bijvoorbeeld gebouwen) eveneens. Verder geldt er bijvoorbeeld een risicoaansprakelijkheid als er schade wordt veroorzaakt door gebrekkige roerende zaken in het bezit van de gemeente (artikel 6:173 BW), voor de gemeente als werkgever (artikel 6:170 BW), en voor de gemeente als opdrachtgever (NB niet als overheid of in de uitoefening van een overheidsbedrijf) voor schade veroorzaakt door niet-ondergeschikten (artikel 6:171 BW).
Aanvraagtermijn
-
Als een aanvraag om een beschikking niet tijdig of onvolledig wordt ingediend, moet de aanvrager een termijn krijgen waarbinnen hij de aanvraag kan aanvullen (zie artikel 4:5 Awb).Voldoet de aanvrager hier niet aan binnen de termijn, dan kan het college de aanvraag buiten behandeling laten. Dit betekent dat de gemeente niet op inhoudelijke merites van de aanvraag hoeft in te gaan. Dit moet wel worden vermeld in de brief waarin de aanvrager een termijn wordt gegund, in de zin van: “Indien u de gevraagde gegevens niet binnen 14 dagen verstrekt, dan nemen wij uw subsidieaanvraag niet in behandeling.”
-
Als een aanvraag na de sluitingsdatum binnenkomt kan het bestuursorgaan de subsidie weigeren. Dat blijkt uit verschillende uitspraken van RvS en CBB. Zo bepaalde de RvS bijvoorbeeld dat de vaste praktijk van de staatssecretaris bij de uitvoering van het Brom (Besluit rijkssubsidiering onderhoud monumenten) om (ook bij geringe) termijnoverschrijdingen de aangevraagde subsidie te weigeren niet kennelijk onredelijk was (RvS 21-06-06, ECLI:NL:RVS:2006:AX9025). Een andere relevante uitspraak is die van het CBB van 24-07-09. De termijnoverschrijding speelde hierin niet de hoofdrol, maar het college bepaalde zonder meer dat de aanvraag gezien de termijnoverschrijding terecht was afgewezen. Let op: het is niet mogelijk om de te laat ingediende aanvraag buiten behandeling laten conform artikel 4:5 Awb. Dit artikel is bij termijnoverschrijding niet aan de orde. Artikel 4:5 Awb ziet volgens de Kamerstukken alleen op gevallen waarin de aanvraag niet alleen onvolledig is of niet voldoet aan een uitdrukkelijk wettelijk voorschrift, maar waarin de gebreken ook nog herstelbaar zijn (zie Awb tekst & commentaar, Kluwer, aantekening 2 onder a.). Dat is bij een gewone termijnoverschrijding uiteraard niet het geval.
In art 18 Model ASV 2013 is een hardheidsclausule opgenomen waarin is bepaald dat als strikt vasthouden aan de termijn gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, burgemeester en wethouders een andere termijn kunnen vaststellen. Het gaat dus om uitzonderlijke gevallen. In hetzelfde artikel is ook bepaald dat toepassing van de hardheidsclausule in het besluit gemotiveerd moet worden, en dat er periodiek verslag over moet worden uitgebracht aan de raad. Het toepassen van een hardheidsclausule voor termijnoverschrijding kan immers de belangen van andere aanvragers schaden (zie ook onder Wat zijn de gevolgen als het bestuursorgaan een te laat binnengekomen aanvraag toch in behandeling wil nemen?).
-
Dit kan met toepassing van de hardheidsclausule in artikel 18 van de Model ASV 2013. Er moet dan wel sprake zijn van gevolgen die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in relatie tot het belang dat met de subsidie wordt gediend. Er is een motiveringsplicht aan verbonden en over toepassing moet periodiek aan de raad worden teruggekoppeld (derde lid).
Als een te late aanvraag toch in behandeling wordt genomen dan is het van belang in welke situatie dat gebeurt.
Het kan gaan om een (1) aanvraag om subsidieverlening en (2) een aanvraag om vaststelling.
1. Verlening. De behandeling van een aanvraag om verlening van een subsidie kan op twee manieren gebeuren. In de desbetreffende subsidieverordening is de wijze van behandelen vastgelegd.
a. Via het ‘wie-het-eerst-komt-het-eerst-maalt’-systeem. Bij dit systeem is er meestal geen sluitingsdatum of tijdvak in de subsidieregeling opgenomen. Als dat wel het geval is, en het bestuursorgaan te laat ingediende aanvragen toch in behandeling neemt, zal er in dat systeem meestal niet veel aan de hand zijn. Zolang het subsidieplafond niet is bereikt kunnen aanvragen worden behandeld. Als het plafond is bereikt, moeten aanvragen worden geweigerd (art 4:25, lid 2 Awb); dat staat los van een eventuele termijnoverschrijding.
b. Via het tendersysteem: Bij een tendersysteem moeten alle aanvragen vóór een bepaalde datum (of binnen een bepaald tijdvak) zijn ingediend waarna het bestuursorgaan de aanvragen tegen elkaar gaat afwegen. Als er dan aanvragen in behandeling worden genomen die te laat zijn binnengekomen, kunnen daardoor andere aanvragers, die wel op tijd waren, benadeeld worden. Bij het eventueel toepassen van de hardheidsclausule van art 18 Model ASV 2013 moet hiermee wel rekening gehouden worden. Ook kan meegewogen worden hoe groot de termijnoverschrijding was; dit in verband met de termijnen waarbinnen beslist moet worden. Doordat de laatkomers alsnog mee worden genomen, kan het immers nodig zijn de hele afweging opnieuw te doen. Daardoor dreigt termijnoverschrijding voor het bestuursorgaan.
2. Vaststelling. Als de subsidieontvanger te laat is met het aanvragen van de vaststelling, krijgt hij een termijn opgelegd waarbinnen hij de aanvraag alsnog moet doen (art 4:44 derde lid Awb). Als hij dan nog in gebreke blijft kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld (vierde lid). Ambtshalve wil in dit verband zeggen: zonder dat er een aanvraag met de bijbehorende gegevens over de uitvoering ligt. Zie hiervoor de artikelen 4:44 en 4:47 Awb. Het bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen over de manier waarop daarmee wordt omgegaan.
Aanwijzingsbesluit
-
Het gaat om een aanwijzingsbesluit. Artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht is hier van toepassing. Het besluit dient integraal of door middel van zakelijke mededeling bekend te worden gemaakt. Bij zakelijke mededeling dient het besluit ter inzage te worden gelegd. Het is (nog) niet verplicht om het besluit elektronisch bekend te maken. Het mag beschikbaar worden gesteld via Centrale Voorziening Decentrale Regelgeving (CVDR).