Het maximum aantal wethouders is afhankelijk van het aantal raadszetels. De raad heeft veel vrijheid om zelf het aantal wethouders te bepalen dat hij wil benoemen. In artikel 36 Gemeentewet wordt deze vrijheid wel ingekaderd door het maximum en minimum aantal wethouders te bepalen. 

Elke gemeente kent minimaal 2 wethouders. Het maximum aantal wethouders dat de raad kan benoemen, bedraagt ten hoogste 20% van het aantal raadsleden. De raad van de grootste gemeenten kan maximaal 9 wethouders benoemen. De bovengrens voor het aantal wethouders dient om te voorkomen dat een onevenwichtige verhouding ontstaat tussen het aantal wethouders en het aantal raadsleden.

De raad kan besluiten dat het wethouderschap in deeltijd wordt uitgeoefend. In dat geval bedraagt het aantal wethouders ten hoogste 25% van het aantal raadsleden. De gezamenlijke tijdbestedingsnorm van wethouders in een college met deeltijdwethouders mag ten hoogste 10% meer bedragen dan de gezamenlijke tijdbestedingsnorm van wethouders in een college zonder deeltijdwethouders. Dat dient om te voorkomen dat de benoeming van een of meer deeltijdwethouders leidt tot een aanzienlijke vergroting van de formatieruimte van het college van burgemeester en wethouders. De raad stelt bij de benoeming van wethouders de tijdbestedingsnorm van elke wethouder afzonderlijk vast. Een deeltijdwethouder heeft een volledige stem in het college van burgemeester en wethouders.

Voorbeeld

In een gemeente met 4 fulltime wethouders bedraagt de gezamenlijke tijdbestedingsnorm 4 x 100 is 400%. Als de gemeente een of meer deeltijdwethouders wil benoemen, bedraagt de totale tijdbestedingsnorm ten hoogste 440%. Hoeveel het maximum aantal wethouders dan bedraagt, is geregeld in de eerste volzin van lid 3. 

De totale gezamenlijke tijdbestedingsnorm (440%) moet over alle wethouders worden verdeeld. Als er 3 fulltime wethouders zijn met een tijdbestedingsnorm van elk 100% en 2 deeltijdwethouders, resteert er 140% voor de 2 deeltijdwethouders. De raad kan daarin zelf een verdeling aanbrengen. Daarbij zijn talloze combinaties denkbaar, bijvoorbeeld elk 70% of een wethouder 80% en de ander 60%. Zolang de tijdbestedingsnorm van de 2 deeltijdwethouders gezamenlijk maar niet meer dan 140% bedraagt.