Met de invoering van de bestuurlijke boete voor de Participatiewet zijn er ook verjaringstermijnen bij gekomen. Een overzicht van de vormen van verjaring en de bijbehorende termijnen.

Tenuitvoerlegging van de rechtsvordering
De eerste is de verjaring van de bevoegdheid tot het tenuitvoerleggen van de rechtsvordering. Daarin verschillen de terugvordering en de boete feitelijk niet. De titel wordt voor beiden verkregen uit een dwangbevel. Titel 4.4 Algemene wet bestuursrecht bevat hiervoor verjaringsbepalingen die redelijk gelijk zijn aan de bepalingen van BW boek 3 artikel 306 e.v.

Dit komt erop neer dat een titel voor een terugvordering gedurende 20 jaar kan worden tenuitvoergelegd, met dien verstande dat iedere 5 jaar een zogenaamde stuitingshandeling moet worden verricht. Dat wil zeggen dat de gemeente aan de debiteur op ondubbelzinnige wijze kenbaar maakt dat hij nog steeds tot nakoming van de betalingsverplichting is gehouden.

Het stellen van de vordering
De tweede soort verjaring is de bevoegdheid om de vordering te stellen. De Participatiewet bevat hiervoor geen specifieke bepalingen. De enige specifieke termijn die de Participatiewet bevat is die van 2 jaar voor het stellen van een vordering die het gevolg is van een kennelijke vergissing (artikel 58 lid 6 PW). Dit is een vervaltermijn die van rechtswege werkt.

Voor het overige moet aansluiting worden gezocht bij de verjaringsbepalingen uit het civiel recht. Zodat voor het stellen van een terugvordering in beginsel een termijn van 20 jaar geldt. Hier is van belang dat, op grond van de zesmaandenjurisprudentie, van de gemeente voortvarendheid wordt verlangd, nadat zij bekend is geworden met omstandigheden waardoor uitkering ten onrechte is verstrekt.

Opleggen van bestuurlijke boete
Voor de verjaring van de boete bevat de Awb wel bepalingen: artikel 5:45 Awb. De Awb maakt hierbij een onderscheid tussen boetes tot en met € 340,- en boetes hoger dan € 340,-.

Voor boetes tot en met € 340,- geldt dat de bevoegdheid, tot het opleggen van een bestuurlijke boete, vervalt drie jaar nadat de overtreding (gedraging) heeft plaatsgevonden.

Voor boetes hoger dan € 340,- is de termijn vijf jaar.

(bron Stimulansz)