Volledige vraag
In artikel 18a vijfde lid WWB staat:
Het college legt een bestuurlijke boete op wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, als gevolg waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen, van ten hoogste 150 procent van het benadelingsbedrag indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van het begaan van de overtreding een eerdere bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie is opgelegd wegens een eerdere overtreding, bestaande uit eenzelfde gedraging, die onherroepelijk is geworden.

Biedt deze formulering van ‘ten hoogste 150 procent’ ruimte aan de gemeente om de recidiveboete vast te stellen op een lager percentage?


Bespreking:

Opvatting SZW

  • Uiteraard is door SZW met ‘ten hoogste’ bedoeld dat de boete in individuele gevallen lager kan worden vastgesteld wegens dringende redenen of verminderde verwijtbaarheid. 'Ten hoogste' in artikel 18a lid 5 WWB worden gelezen in relatie met artikel 18a lid 7, waarin het College bevoegd is om in individuele gevallen wegens dringende redenen of verminderde verwijtbaarheid, geen danwel een lagere boete (ook bij recidive) op te leggen).
  • Volgens mij gaan alle gemeenten dat ook zodanig toepassen. In het algemene deel van de MvT staat ook een aantal keer dat de boete “in beginsel” 100 of 150% is. Bovendien is het in het parlement ook zodanig besproken: “boete is 100/150, behalve als sprake is van enz”.

Opvatting expertgroep

  • Wat opvalt is dat artikel 18a lid 1 de formulering bevat: 'Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag'. In artikel 2 lid 1 van het boetebesluit is bepaald dat de boete wordt vastgesteld op de hoogte van het benadelingsbedrag. Voor de hoogte van de recidiveboete bevat het boetebesluit zo'n bepaling echter niet.
  • In artikel 18a lid 9 WWB is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete. De bepaling van artikel 18a lid 9 WWB is heel stellig geformuleerd en dus geen 'kan'-bepaling.In artikel 2 van het boetebesluit Sociale Zekerheidswetten is nader ingevuld dat de bestuurlijke boete feitelijk dient te worden vastgesteld op de hoogte van het benadelingsbedrag. In dit artikel wordt bovendien dwingend bepaald dat de bestuurlijke boete wordt verlaagd bij verminderde verwijtbaarheid, terwijl in artikel 18a lid 7 aanhef en onder a. WWB dit als een bevoegdheid van het College was beschreven.
  • Voor de bestuurlijke boete bij recidive bepaalt artikel 18a lid 5 dat het College een bestuurlijke boete oplegt van ten hoogste 150% van het benadelingsbedrag. Hoewel in artikel 18a lid 9 WWB is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete, is in het boetebesluit Sociale Zekerheidswetten de feitelijke hoogte van de bestuurlijke boete bij recidive niet nader ingevuld.
  • Nu artikel 2 van het boetebesluit Sociale Zekerheidswetten zo nadrukkelijk bepalingen bevat voor nadere vaststelling van de omvang van de 'gewone' boete, geeft het ontbreken in het boetebesluit Sociale Zekerheidswetten van een bepaling omtrent de feitelijke hoogte van de bestuurlijke boete bij recidive formeel-juridische ruimte om de recidive-boete door middel van een beleidsregel door het College nader vast te stellen op een lager percentage dan 150% anders dan de verlaging wegens verminderde verwijtbaarheid (lijn Klein Egelink).
  • Voorzover het de bedoeling van de wetgever is geweest om de boete vast te stellen op 100% respectievelijk 150% voor de recidive-boete, blijkt dit niet uit de formele bepalingen van de wet en het boetebesluit. Juist het ontbreken in het boetebesluit van een bepaling voor de recidive-boete, die voor de 'gewone' boete wel zo nadrukkelijk is opgenomen, geeft aanleiding voor de discussie.
  • Had het niet voor de hand gelegen om in artikel 2 van het boetebesluit een gelijke bepaling voor de recidive-boete op te nemen? Nu lijkt dit een omissie in de regelgeving. Ook UWV en SVB zijn van oordeel dat er ruimte is voor eigen invulling van de hoogte van de recidive-boete. Zij bereiden beleidsregels voor.

Opvatting gemeenten

  • In het algemeen blijken gemeenten er van te zijn uitgegaan dat de boete bij recidive bepaald dient te worden op 150% van het benadelingsbedrag.