De Rijksoverheid stelt dat werknemers calamiteitenverlof kunnen gebruiken als zij met een plotseling probleem te maken krijgen zoals een ziek kind dat opgehaald moet worden of waterleiding die is gesprongen. 

Het calamiteitenverlof duurt zolang de werknemer nodig heeft om het probleem op te lossen. Dat kan enkele uren en hooguit enkele dagen zijn. Het plotseling sluiten van school of kinderopvang kan zo’n probleem zijn. Het hangt van de gezinssituatie af of calamiteitenverlof noodzakelijk is. Denk daarbij aan vragen als: hoe oud is het kind of zijn de kinderen, is/zijn beide ouder(s) werkzaam en is thuiswerken voor beiden onmogelijk? Zit er ruimte in de werktijden? Kunnen de kinderen ook een deel van de tijd alleen zijn? Is andere opvang beschikbaar, bijvoorbeeld door familie of andere ouders? De antwoorden op deze vragen bepalen of de werknemer recht heeft op calamiteitenverlof. 

Dus: in principe is calamiteitenverlof mogelijk en dan zo kort mogelijk: één of hooguit enkele dagen. Het loon moet tijdens het calamiteitenverlof worden doorbetaald. Het is aan de ouders om opvang voor de periode daarna te regelen.