Dat hangt af van de huurovereenkomst. Loopt de huurovereenkomst nog wanneer de vergunning vervalt, dan eindigt de huurovereenkomst automatisch (als in de tussentijd geen verlenging is gevraagd) (art. 16 lid 8 Lw.). In artikel 16, lid 8 van de Leegstandwet staat namelijk dat de huurovereenkomst in ieder geval eindigt op het moment dat de vergunning verloopt en dat in dat geval geen opzegging nodig is. Dit geldt zowel voor huurovereenkomsten voor bepaalde als voor onbepaalde tijd.

Wel moet de verhuurder de huurder uiteraard op de hoogte stellen van het feit dat de huur eindigt. Het is dus toch aan te raden de huur gewoon op te zeggen. Ook omdat als de verhuurder toestaat dat de huurder in de woning blijft zitten, er een normale huurovereenkomst ontstaat. Is de vergunning voor een langere termijn verstrekt en heeft de verhuurder een huurovereenkomst gesloten voor een kortere duur en wil hij dat die huurovereenkomst dan ook eindigt, dan moet hij tijdig opzeggen (art. 15 lid 1 Lw jo. art. 7:271 lid 1 BW).

Toelichting
Artikel 15 lid 1 Lw stelt de eerste 3 leden van art. 7:271 BW niet buiten toepassing. Art. 7:271 lid 1 BW geldt dus ook bij tijdelijke verhuur. Dus ook bij tijdelijke verhuur moet de verhuurder de huur opzeggen. De enige uitzondering die de Leegstandwet hierop bepaalt, is dat de huurovereenkomst van rechtswege eindigt als de vergunningstermijn is verstreken (art. 16 lid 8 Lw). Dus stel dat de gemeente de vergunning voor zes maanden heeft verstrekt en de verhuurder heeft in die zes maanden geen verlenging gevraagd, dan eindigt de tijdelijke huurovereenkomst van rechtswege na 6 maanden. Maar als de gemeente de vergunning voor een of twee jaar heeft verstrekt en de verhuurder wil dat de huurovereenkomst na 6 maanden eindigt, dan moet de verhuurder de tijdelijke huurovereenkomst uiterlijk in de 3e maand (of 4e maand bij te koop staande huurwoningen) opzeggen (vanwege de opzegtermijn van 3 (of 2) maanden, art. 16 lid 6 Lw).