Alleen wanneer hij voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder. Daarbij moet men ten minste denken aan hulp van de bestuurder bij het in- en uitstappen van het voertuig en bij het betreden of verlaten van bijvoorbeeld een gebouw.
Om zich - buiten het voertuig - te verplaatsen, dient de aanvrager afhankelijk te zijn van de hulp van de bestuurder. Indien hij die hulp niet nodig heeft, komt hij niet voor een passagierskaart in aanmerking, tenzij de keurend arts op basis van de hardheidsclausule anders adviseert. Wanneer de bestuurder (blijkens keuring) permanent rolstoelgebonden is komt hij zonder meer in aanmerking voor een passagierskaart.