De VNG raadt het gemeenten af om verplichtingen over het (inkoop)beleid op te leggen aan subsidieontvangers. De volgende gedachtegang ligt daaraan ten grondslag.

Aan een subsidieontvanger kunnen verplichtingen worden opgelegd op grond van artikel 4:37, 4:38 of 4:39 Awb.

Bij artikel 4:37 Awb gaat het om acht met name genoemde standaardverplichtingen waaraan voldaan moet worden.

In artikel 4:38 Awb staat dat het bestuursorgaan andere verplichtingen dan die van artikel 4:37 Awb kan opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. De formulering “strekken tot de verwezenlijking van het doel van de subsidie” is gekozen om aan te geven dat alleen die verplichtingen kunnen worden opgelegd, die redelijkerwijs noodzakelijk en geschikt zijn om het met de subsidie nagestreefde doel te bereiken (MvT, blz. 65). Het lijkt erop dat de verplichtingen die hier genoemd worden – inkoopbeleid van de gemeente volgen en met plaatselijke ondernemers werken – daar niet onder vallen.

Artikel 4:39 Awb maakt het mogelijk verplichtingen op te leggen die niet strekken ter verwezenlijking van het doel van de subsidie. De MvT vermeldt echter dat het bestuursorgaan daar terughoudend mee om moet gaan vanwege het verbod van détournement de pouvoir (pag. 66). Het kan bovendien alleen voor zover dat bij wettelijk voorschrift is bepaald. De (algemene of bijzondere) subsidieverordening van de gemeente in kwestie moet daarin dus voorzien.

Artikel 4:39 Awb beperkt verder de bevoegdheid om dergelijke verplichtingen op te leggen tot “de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht”. De MvT (blz. 67) noemt het voorbeeld van een gesubsidieerde welzijnsinstelling waarvan wordt gevraagd de gesubsidieerde activiteiten op een milieuvriendelijke wijze te verrichten. Het zou - aldus de MvT - in een dergelijke situatie te ver gaan om van de welzijnsinstelling te verlangen dat zij informatiemateriaal over het milieubeleid van het gesubsidieerde bestuursorgaan verspreidt.

Als een gesubsidieerde stichting het inkoopbeleid van de gemeente zou hanteren, speelt vanuit aanbestedingsoptiek nog het volgende. De indruk zou kunnen ontstaan dat de gemeente met deze subsidieverstrekking in feite een overheidsopdracht in de markt zet via de stichting. Het is daarom belangrijk hier een duidelijk onderscheid in te maken: ofwel de gemeente verstrekt de subsidie waarbij zij zich terughoudend opstelt (en zij dus niet kan bepalen dat de stichting het inkoopbeleid van de gemeente moet volgen), ofwel de gemeente kiest ervoor opdrachtgever te zijn en dus aan te besteden conform het eigen inkoopbeleid.

Het wordt dus afgeraden om aan de subsidieverplichtingen te verbinden die zien op het (inkoop)beleid van de subsidieontvanger - ook niet in het kader van een uitvoeringsovereenkomst.