Artikel 41b van de Gemeentewet geeft een regeling voor het vervullen van nevenfuncties door een wethouder. Volgens het derde lid moet een wethouder openbaar maken welke andere betaalde en onbetaalde functies hij naast het wethouderschap vervult. Dit moet terstond na de benoeming als wethouder of aanvaarding van een nieuwe nevenfunctie.

Deze verplichting geldt ongeacht of het wethouderschap voltijds dan wel in deeltijd wordt vervuld (Kamerstukken I 2009/10, 30425, C, p. 2). Een opgave van deze nevenfuncties moet op het gemeentehuis openbaar ter inzage worden gelegd. De openbaarmaking kan ook op internet geschieden, omdat dat aansluit bij de praktijk (Kamerstukken II 2009/10, 30693). Een wethouder die zijn ambt voltijds vervult, is ook verplicht zijn inkomsten uit nevenfuncties openbaar te maken (vierde lid). Het is daarbij niet van belang of het nevenfuncties bij publieke of private organisaties betreft (Kamerstukken II 2005/06, 30425, 3, p. 5).

De neveninkomsten dienen uiterlijk op 1 april, na het kalenderjaar waarin ze zijn genoten, openbaar te worden gemaakt. Deze datum is om praktische redenen gekozen. Omdat in de eerste maanden van het jaar de jaaropgave voor de inkomstenbelasting wordt verstrekt, bestaat er voldoende gelegenheid de informatie van de jaaropgave over te nemen en openbaar te maken.

De verplichting inkomsten uit nevenfuncties openbaar te maken geldt niet voor een wethouder die zijn ambt in deeltijd vervult. De reden voor deze uitzondering is dat het voor de hand ligt dat een wethouder die zijn ambt in deeltijd vervult nog andere functies bekleedt en dat publieke verantwoording daarover niet aan de orde is (Kamerstukken II 2009/10, 30425, 12, p. 4). De openbaarmaking van neveninkomsten wordt in dat geval onevenredig geacht gelet op de (geringe) omvang van het publieke ambt (Kamerstukken I 2009/10, 30425, C, p. 2). Het vijfde lid regelt welke inkomsten openbaar dienen te worden gemaakt.