Nee, een noodverordening van de voorzitter van de veiligheidsregio wordt niet bekrachtigd door de gemeenteraad.

Het vervallen van een noodverordening als hij niet door de gemeenteraad wordt bekrachtigd (artikel 176, derde lid, van de Gemeentewet) gebeurt bij een noodverordening die is vastgesteld door de burgemeester, niet bij een noodverordening die op grond van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s is vastgesteld door de voorzitter van de veiligheidsregio. Dat volgt eigenlijk al uit het systeem van de Wet veiligheidsregio’s: het gaat immers om een bovenlokale aanpak. Uit artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s volgt dat artikel 176, derde tot en met zesde lid, van de Gemeentewet niet van toepassing is op een noodverordening van de voorzitter.

Wel wordt er (na afloop van de crisis) verantwoording afgelegd aan de gemeenteraad. Zie daarvoor artikel 40 van de Wet veiligheidsregio’s. De voorzitter brengt, in overeenstemming met de burgemeesters uit het regionaal beleidsteam, verslag uit over zijn besluiten en het verloop van de gebeurtenissen. In dat verslag staat ook of een burgemeester aantekening heeft laten maken van zijn eventuele bezwaren tegen besluiten van de voorzitter. Dat verslag gaat naar de gemeenteraden.

Door de raden gestelde vragen worden door de voorzitter schriftelijk beantwoord, weer in overeenstemming met de burgemeesters uit het regionaal beleidsteam. Op verzoek van een gemeenteraad geeft de voorzitter de desbetreffende gemeenteraad mondeling inlichtingen. Een afschrift van dat verzoek gaat naar de commissaris van de Koning. Er is geen institutionele relatie tussen de voorzitter van de veiligheidsregio en de gemeenteraad. De raad kan besluiten zijn oordeel over het besluit ter kennis te brengen van de minister, via de commissaris van de Koning.