Uitgebreide vraag. Er wordt op een perceel met de bestemming Wonen circa 25 honden en nog een aantal andere dieren gehouden. De situatie is geëscaleerd en de onmiddellijke omgeving ervaart veel overlast. Er is door hen reeds een privaatrechtelijke procedure gestart die zij in eerste instantie hebben gewonnen. Er wordt momenteel nagedacht over een bestuursrechtelijk trajec en eventueel bestuursdwang.

Op het perceel rust de bestemming Wonen. De (zwakbegaafde) bewoners houden de dieren 'hobbymatig' en beschouwen de dieren als hun kinderen. De dieren worden niet ten behoeve van commerciële doeleinden gehouden. Kan er worden opgetreden door te stellen dat het houden van de dieren qua aantal, ruimtelijke uitstraling en aard, het hobbymatige karakter overstijgt?

Artikel 2:60 van de VNG model APV regelt dat het college plaatsen kan aanwijzen waar het verboden is om:

  • dieren te houden
  • of meer dieren te houden dan een door het college bepaald aantal
  • of dieren te houden anders dan volgens het college bepaalde regels.

De bedoeling van dit artikel is dat het college kan optreden tegen mensen die door het houden van dieren geluidsoverlast, stank of andere hinder veroorzaken. Meestal gebeurt dat door voor te schrijven dat er niet meer dan een bepaald aantal dieren mogen gehouden, of dat er bepaalde maatregelen worden genomen die het geluid beperken of ervoor zorgen dat dieren niet meer ontsnappen.

Bij de toepassing van dit artikel is een aantal zaken van belang:

  • Geen twee situaties zijn hetzelfde. In beginsel is het in Nederland normaal gebruikelijk dat iemand huisdieren houdt, en de overheid past enige terughoudendheid bij het optreden daartegen. Bij klachten zal het college moeten bekijken wat redelijk is in het geval zoals dat er ligt. Het houden van een paard op een ruim plattelandsperceel zal niet snel reden zijn tot optreden, in de bebouwde omgeving kan dat anders liggen (Uitspraak ABRvS 3 juli 1999, JG 99.0003).
  • Probleem is dat de rechtspraak rond deze bepaling sterk is gejuridificeerd. Om redenen die nooit helemaal duidelijk zijn geworden hanteren rechters hier maatstaven die zijn ontleend aan zware milieuzaken. Wanneer het college weigert tot handhaving over te gaan of niet in de mate als door klagers gewenst is de rechter vrij snel geneigd te oordelen dat de klachten in onvoldoende mate zijn onderzocht en dat er bijvoorbeeld geluidsmetingen hadden dienen plaats te vinden (Rechtbank Alkmaar 8 juli 2009 LJN BJ3796, Afdeling Bestuursrechtspraak 17 september 2008 LJN BF1006). Op die manier kan een burenruzie de gemeente veel werk opleveren. Er zijn gemeenten die om die reden deze bepaling uit hun APV hebben geschrapt. In elk geval is het van belang om voor de toepassing van dit artikel beleid vast te stellen waarin wordt vastgelegd dat de handhavingscapaciteit beperkt is, dat het houden van huisdieren in Nederland normaal gebruik is waarbij enige hinder moet worden geduld, en in welke gevallen en bij welke mate van hinder wel wordt opgetreden.

Alternatieven

  • Wanneer grote aantallen dieren worden gehouden is het mogelijk dat dit gezien de aard, de omvang en de intensiteit van de ruimtelijke uitstraling die dat heeft, die uitstraling zo groot is dat die planologisch niet meer verenigbaar is met de bestemming “wonen” van het perceel. In dat geval kan worden gehandhaafd tegen een overtreding van het bestemmingsplan (ABRvS LJN BY6666).
  • In plaats van de modelbepaling 2:60 zou kunnen worden gewerkt met een zorgplichtbepaling zoals dat in de gemeente Rotterdam gebeurde (met die aantekening dat die alleen zag op honden, niet op overlast door andere dieren): “De eigenaar of houder van een hond draagt er zorg voor dat de hond niet hinderlijk is voor de omgeving of de nachtrust verstoort door aanhoudend geblaf of gejank”.