Het gaat hier om het hobbymatig houden van duiven, en niet om het bedrijfsmatig houden daarvan. Ook een omvang van 100 duiven is door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in een uitspraak d.d. 22 december 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BO8258) nog als hobbymatig aangemerkt. De vraag of de duiven hobby- of bedrijfsmatig worden gehouden is relevant voor de vraag of de Wet milieubeheer van toepassing is, en er dus sprake is van een vergunningplichtige inrichting in de zin van die wet waartegen ook bij of krachtens de voorschriften uit die wet opgetreden kan worden. Via deze link vindt u meer informatie over wanneer het houden van dieren als hobby-, dan wel bedrijfsmatig beschouwd moet worden: https://www.infomil.nl/link-aim/hobbymatig/.

Ervan uitgaande dat het hier gaat om het hobbymatig houden van dieren, dan zou tegen de daardoor veroorzaakte overlast opgetreden kunnen worden op grond van artikel 2:60 van de VNG model-APV. Bij het hobbymatig houden van duiven bij een woonhuis zal optreden over de band van het bestemmingsplan minder voor de hand liggen, omdat deze hobbymatige activiteit in de regel binnen de woonbestemming zal passen (uitwassen daargelaten).

Op grond van artikel 2:60 kunnen burgemeester en wethouders plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast [...] verboden is bij datzelfde aanwijzingsbesluit aangewezen dieren aanwezig te hebben [als dat in strijd is met de door burgemeester en wethouders in het aanwijzingsbesluit gestelde regels of een overschrijding oplevert de in het aanwijzingsbesluit vastgestelde omvang]. Daartoe zouden burgemeester en wethouders dus een aanwijzingsbesluit moeten nemen.

Daarnaast kan de gemeente ook besluiten dat zij (nog) niet aan zet is omdat de buren die overlast ervaren wellicht de civielrechtelijke weg zouden kunnen bewandelen en de buurman met de duiven zouden kunnen aanspreken op het veroorzaken van onrechtmatige hinder ex artikel 5:37 jo 6:162 BW. De vraag of een dergelijke vordering kans van slagen zal hebben is sterk afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, waarbij blijkens de rechtspraak onder meer meespelen: ''de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend, en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te nemen.'' (HR 15 februari 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0150).