Het maximum aantal wethouders is afhankelijk van het aantal raadszetels. De raad heeft een grote mate van vrijheid om zelf het aantal wethouders te bepalen dat hij wil benoemen. In artikel 36 Gemeenewet wordt deze vrijheid wel ingekaderd door het maximum en minimum aantal wethouders te bepalen.

  • a. Minimum: Elke gemeente kent minimaal twee wethouders.
  • b. Maximum: Het maximum aantal wethouders in een gemeente is afhankelijk van het aantal raadsleden dat de betreffende gemeente kent (art. 8). Het maximum aantal wethouders dat de raad kan benoemen, bedraagt ten hoogste 20% van het aantal raadsleden. De raad van de grootste gemeenten kan maximaal negen wethouders benoemen.

De bovengrens voor het aantal wethouders dient om te voorkomen dat een onevenwichtige verhouding ontstaat tussen het aantal wethouders en het aantal raadsleden (MvA, Kamerstukken II 1988/89, 19403, 10, p. 149). De raad kan besluiten dat het wethouderschap in deeltijd wordt uitgeoefend. Lid 2 en 3 zijn dan van toepassing. Een deeltijdwethouder heeft een volledige stem in het college van burgemeester en wethouders. De gezamenlijke tijdbestedingsnorm van wethouders in een college van burgemeester en wethouders dat deeltijdwethouders kent, mag ten hoogste 10% meer bedragen dan de gezamenlijke tijdbestedingsnorm van wethouders in een college van burgemeester en wethouders zonder deeltijdwethouders. Dat dient om te voorkomen dat de benoeming van een of meer deeltijdwethouders leidt tot een aanzienlijke vergroting van de formatieruimte van het college van burgemeester en wethouders. De raad stelt bij de benoeming van wethouders de tijdbestedingsnorm van elke wethouder afzonderlijk vast. De tijdbestedingsnorm geeft de tijd aan die een wethouder vanuit bezoldigingsoogpunt aan zijn functie besteedt. De tijdbestedingsnorm bedraagt 100% tenzij het wethouderschap in deeltijd wordt uitgeoefend.

Voorbeeld

In een gemeente met vier fulltime wethouders bedraagt de gezamenlijke tijdbestedingsnorm 4 x 100 is 400%. Indien de gemeente wil overgaan tot het benoemen van een of meer deeltijdwethouders bedraagt de totale tijdbestedingsnorm ten hoogste 440%. Hoeveel het maximum aantal wethouders dan bedraagt is geregeld in de eerste volzin van lid 3. De totale gezamenlijke tijdbestedingsnorm (440%) moet over alle wethouders worden verdeeld. Indien er drie fulltime wethouders zijn met een tijdbestedingsnorm van elk 100% en twee deeltijdwethouders, resteert er 140% voor de twee deeltijdwethouders. De raad kan daarin zelf een verdeling aanbrengen. Daarbij zijn talloze combinaties denkbaar bijvoorbeeld elk 70% of een wethouder 80 en de ander 60%. Zolang de tijdbestedingsnorm van de twee deeltijdwethouders gezamenlijk maar niet meer dan 140% bedraagt (Kamerstukken II 1990/91, 19403, 62, p. 2).