Een lid van de raad mag niet rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende de onderdelen genoemd in artikel 15, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet. De wetgever heeft het verbod zoals neergelegd in artikel 15, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet in de Memorie van Antwoord gemotiveerd door te stellen dat dit een waarborg schept voor de zuiverheid in de verhoudingen tussen raadsleden enerzijds en de gemeente anderzijds. Ten aanzien van de ontheffingsmogelijkheid heeft de wetgever in de Memorie van Antwoord gemotiveerd dat deze is opgenomen omdat in gevallen waarin het raadslid rechtstreeks of middellijk een overeenkomst sluit met de gemeente de zuiverheid in de verhoudingen niet altijd behoeft te worden geschaad (artikel 15, tweede lid, van de Gemeentewet). Een beoordeling van het concrete geval door Gedeputeerde staten biedt naar het oordeel van de wetgever daarbij voldoende waarborg tegen aantasting van het belang van de zuiverheid van de verhoudingen. Gedeputeerde staten moeten onderzoeken of het algemeen belang, te weten het voorkomen van belangenconflicten in het betrokken geval, ruimte biedt voor ontheffing.