Om hieraan een einde te kunnen maken moet de hinder die men ondervindt van het gedrag van iemand of van de dieren die deze persoon bezit, onrechtmatig zijn. Dat wil zeggen, er moet sprake zijn van een aantasting van persoonlijkheidsrechten (van privacy, van het recht op rust), dan wel aantasting van het genot dat iemand heeft van een onroerende zaak (tuin). Of sprake is van onrechtmatige hinder, is afhankelijk van de aard, de ernst en duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade. Ook kan nog van belang zijn wie zich eerder heeft gevestigd op de plaats waar de overlast zich voordoet.

Gesteld nu dat de hinder voldoende ernstig is, dan kan men een procedure starten bij de rechter en beëindiging vorderen van de hinder en/of schadevergoeding eisen als aannemelijk kan worden gemaakt dat schade is geleden. In die gevallen waarin overlast wordt veroorzaakt door dieren, wordt meestal verwijdering van de dieren gevorderd of wordt geëist dat hinderbeperkende maatregelen worden genomen. In een enkel geval is schadevergoeding geëist omdat de benadeelde schade ondervond van de hinder.