Antwoord:

Omdat de Wmo bedoeld is voor mensen met beperkingen zijn er vaak gegevens beschikbaar over de gezondheid van mensen.  Dat zijn bijzondere persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Het uitgangspunt is dat het verwerken van persoonsgegevens met betrekking tot iemands gezondheid verboden is, zie artikel 16 Wet bescherming persoonsgegevens. Op dit uitgangspunt bestaan  uitzonderingen, en die worden geregeld in Hoofdstuk 5 van de Wmo 2015.

Er moet daarbij onderscheid gemaakt worden tussen het omgaan met bijzondere persoonsgegevens aangaande de gezondheid in het kader van de uitvoering van de Wmo 2015 en omgaan met bijzondere persoonsgegevens aangaande de gezondheid bij het uitoefenen van toezichtsbevoegdheden door een toezichthouder. Een toezichthouder heeft een aparte rechtspositie in vergelijking met reguliere ambtenaren.

Paragraaf 5.1 Wmo 2015 gaat over de verwerking van persoonsgegevens, paragraaf 5.2 Wmo 2015 gaat over de uitwisseling van persoonsgegevens. Beide paragrafen kennen specifieke bepalingen voor de reguliere uitvoering (daar wordt verwezen naar “het college”) en voor toezichthouders.  

Daarnaast is in artikel 6.1 lid 2 Wmo 2015 geregeld dat toezichthouders recht hebben op dossierinzage.

Dat artikel is echter geen vrijbrief voor toezichthouders om medische dossiers in te zien; het is geschreven voor bijzondere gevallen, met name toezicht op de Advies- en Meldpunten Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wmo 2015. Dat blijkt duidelijk uit de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel Wmo 2015, zie p.188 en verder. De MvT gaat overigens over het oorspronkelijke wetsvoorstel, dat later wel de nodige wijzigingen heeft ondergaan, en ook anders genummerd was.

De essentie is dus dat inzage in (medische) dossiers door toezichthouders alleen in bijzondere gevallen mogelijk is. Met het inzagerecht wordt de geheimhoudingsplicht, die bepaalde mensen beroepshalve hebben, doorbroken, zie ook artikel 5:20 lid 2 Wmo 2015. Die geheimhoudingsplicht rust, bij dossierinzage in bijzondere persoonsgegevens, dan ook op de toezichthouder, zie artikel 6.1 lid 3 Wmo 2015.

De toezichthouder moet zijn bevoegdheden alleen gebruiken voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor het uitoefenen van zijn toezichtstaak, zie artikel 5:13 Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat de gegevens voor het toezicht niet op een andere manier verkregen kunnen worden, en voor het onderzoek niet afgezien kan worden van de betreffende gegevens.

De MvT op de Wmo 2015 noemt in dit verband verder nog dat de toezichthouder van zijn inzagerecht alleen gebruik zal mogen maken in gevallen waarin in redelijkheid niet kan worden gevergd dat vooraf om toestemming wordt gevraagd of waarin toestemming vragen niet mogelijk is. Als voorbeelden worden genoemd grootschalige thematische onderzoeken, calamiteiten als gevolg waarvan de cliënt is overleden en andere ernstige gevallen, bijvoorbeeld kindermishandeling.

Meer informatie over het omgaan met deze gegevens is te vinden op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens. Zie hier informatie over toestemmingsverlening en hier informatie over het beveiligen van de gegevens.