Dat kan, maar er mag geen strijdigheid ontstaan met het bestemmingsplan. Een gemeente kan alleen een vergunning voor tijdelijke verhuur afgeven op basis van de Leegstandwet als het de functie 'wonen' betreft in het bestemmingsplan. Een gemeente kan wel voor een leegstaand gebouw, zoals een kantoor, tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan. Dit gebouw kan dan tijdelijk voor een andere bestemming gebruikt worden. Er kan voor maximaal 10 jaar (en onder bepaalde voorwaarden nog langer) afgeweken worden van het bestemmingsplan. Meer info daarover vindt u in deze Ledenbrief: Wijzigingen omgevingsrecht - permanent maken Crisis- en herstelwet. Als een omgevingsvergunning is afgegeven voor het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan, geldt de vergunning voor tijdelijke verhuur voor de hele duur van die omgevingsvergunning met een maximum van 10 jaar. Er hoeft dus geen verlenging te worden aangevraagd.

Voor verhuur van kantoorruimte als kantoor geldt overigens niet de huurbescherming die geldt voor woonruimten (7:271 BW) of voor art. 7:290 BW-bedrijfsruimte (winkel- en horecaruimten) (7:293 BW). Voor kantoorruimte (verhuurd als kantoorruimte) gelden alleen de algemene huurbepalingen 7:201-231 BW. Als de overeengekomen huurtermijn is verstreken, eindigt de huurovereenkomst (7:228 BW). Als de huur voor onbepaalde termijn is aangegaan, volstaat opzegging (7:228 BW). Voor deze zogenoemde “overige bedrijfsruimte” (niet-7:290-bedrijfsruimte; denk aan fabrieken, kantoren, ziekenhuizen, sporthallen, enz.) geldt als enige speciale regel wel de ontruimingsbescherming van art. 7:230a BW. De Leegstandwet is dus niet nodig voor tijdelijke verhuur van kantoorruimte als kantoorruimte.