Nee. De regel is dat de aanvrager voor een bestuurderskaart ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking moet hebben van langdurige aard, waardoor hij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen.
Met “met de gebruikelijke loophulpmiddelen” wordt bedoeld de loophulpmiddelen die de aanvrager ter beschikking heeft. Wanneer de aanvrager in het dagelijks leven gebruik maakt van een loophulpmiddel dient bij de keuring uit te worden gegaan van de afstand die haalbaar is met dat loophulpmiddel. Heeft de aanvrager geen loophulpmiddelen ter beschikking en worden deze niet geadviseerd in het kader van een integrale aanvraag, dan dient de keuring plaats te vinden zonder loophulpmiddelen.
Indien de aanvrager later alsnog een loophulpmiddel tot zijn beschikking heeft, zal bij de aanvraag voor een nieuwe GPK (in de regel na 5 jaar) een keuring moeten plaatsvinden met het gebruikelijke loophulpmiddel.