Is het bevoegd gezag verplicht om een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik zonder ruimtelijke onderbouwing in ontvangst te nemen? En is het vervolgens aan het bevoegd gezag zelf om de ruimtelijke onderbouwing op te stellen?

Artikel 2.12, lid 1, sub a onder 3 Wabo regelt dat de omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik slechts kan worden verleend (a.) indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening (3.) indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. De aanvrager is op grond van bovengenoemd artikel niet verplicht een goede ruimtelijke onderbouwing te leveren.

De aanvrager dient zijn aanvraag op grond van artikel 3.2, aanhef en onder b Mor te voorzien van gegevens en bescheiden over de gevolgen van het beoogde gebruik voor de ruimtelijke ordening. Deze informatie kan de basis vormen voor een goede ruimtelijke onderbouwing.

Het bevoegd gezag heeft een discretionaire bevoegdheid om mee te werken aan de aanvraag. Het bevoegd gezag kan daartoe beleidsregels opstellen waarin zij aangeeft dat zij van deze bevoegdheid gebruik wil maken, indien door aanvrager een goede ruimtelijke onderbouwing wordt aangeleverd. Indien nodig, kan het bevoegd gezag bij het opvragen van aanvullende gegevens aanvrager hierom vragen. Het niet leveren van aanvullende gegevens, kan leiden tot buiten behandeling stelling van de aanvraag.