Volledige vraag: Hoe is voorzien in het nader onderzoek naar de bodem, als bevoegd gezag op de hoogte is gekomen van mogelijke bodemverontreiniging (artikel 2.1.5 MBV, sub b. ‘nader onderzoek’ is vervallen)?

Het probleem dat zich voordoet is dat er in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning een bodemonderzoek is uitgevoerd, waaruit blijkt dat de bodem mogelijk ernstig is verontreinigd. Het bevoegd gezag is dan op de hoogte gekomen van een mogelijk geval van bodemverontreiniging en dient dat te vermelden in de omgevingsvergunning. Zie artikel 6.2c, lid 2 Wabo.

In artikel 6.2c lid 2 Wabo is geregeld dat de omgevingsvergunning niet eerder in werking treedt dan nadat voldaan is aan de in het eerste lid van dit artikel genoemde voorwaarden van de Wet bodembescherming (hierna: Wbb).

In de Wet bodembescherming is geregeld dat het vermoeden gemeld moet worden aan het bevoegde gezag in het kader van de Wbb . Het verdere vervolg van onderzoeken, plannen en sanering ligt dan ook bij het bevoegde gezag Wbb. In de meeste gevallen (bij ongeveer 400 gemeenten) is niet de gemeente, maar de provincie bevoegd gezag Wbb. Het is aan de vergunninghouder om te voldoen aan de Wet bodembescherming.  Dit betekent dat de planning van de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning  afhankelijk is van de provincie.

Het lijkt de intentie van de wetgever te zijn geweest dat de aanhouding omgevingsvergunning pas wordt opgeheven, nadat er een besluit is genomen over de ernst van de verontreiniging overeenkomstig de Wbb en dat kan uitsluitend door Wbb bevoegde gezagen worden gedaan, waardoor er wettelijk gezien geen redenen zijn voor niet-Wbb gemeenten om nader onderzoek te verlangen. Dat deze mogelijkheid dan toch gecreëerd wordt in een modelverordening kan betwist worden, daarom is deze zinsnede verwijderd.

Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet vervallen de bepalingen in de MBV en wordt dit onderdeel geregeld in het gemeentelijk omgevingsplan (via de bruidsschatregels die zijn opgenomen in het ontwerp-Aanvullingsbesluit Bodem Omgevingswet dat in voorhangprocedure bij TK en EK ligt).