De Tweede Kamer vindt dat mensen met een levenslange/-brede beperking die verhuizen naar een Wlz-instelling hulpmiddelen thuis zouden moeten kunnen behouden voor het geval ze daar gaan logeren. De Kamer verzocht het kabinet op 18 mei via een motie met betrokken partijen hierover landelijke afspraken te maken.
Doelgroep van de landelijke afspraken
In juni van dit jaar hebben we al bericht over de uitvoering van de motie, in dit bericht geven we de huidige stand van zaken. Minister Helder (Langdurige Zorg) wil het mogelijk maken dat voor cliënten die verhuizen naar een Wlz-zorginstelling de op grond van de Wmo 2015 en Zvw verstrekte hulpmiddelen bij het 'achterblijvende' thuis blijven staan, zodat logeren thuis mogelijk blijft. Het gaat hierbij voornamelijk om personen met ernstige verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen.
De bedoeling is landelijke afspraken te maken waar bij cliënten die minimaal 18 dagen per jaar thuis logeren de hulpmiddelen thuis kunnen achterblijven. Het gaat hierbij om hulpmiddelen die redelijkerwijs niet vanuit de zorginstelling zijn mee te nemen. Volgens een inschatting van het ministerie van VWS zal dit jaarlijks bij circa 300 tot 500 personen tijdelijk aan de orde zijn.
De hulpmiddelen waar het om gaat
Het betreft hulpmiddelen uit de Wmo 2015 en de Zvw. De hulpmiddelen uit de Wmo die er mogelijk voor in aanmerking komen om thuis te blijven staan zijn vooral tilliften en douchezitjes/stoelen. Mobiliteitshulpmiddelen (zoals rolstoelen en aangepaste fietsen) worden geen onderdeel van de landelijke afspraken. De hulpmiddelen vanuit de Zvw laten we in dit bericht buiten beschouwing.
Een traplift is geen hulpmiddel, maar een woningaanpassing. Ook daarvan kan het echter nodig zijn dat deze aanwezig blijft in de thuissituatie in verband met het logeren. Een traplift valt daarmee onder de te maken afspraken.
Financiering vanuit Wlz blijkt niet mogelijk
Zoals gezegd, hebben we in juni eerder bericht over de uitvoering van de motie. We schreven toen dat de kosten van het thuis laten staan van hulpmiddelen en trapliften gefinancierd zou worden vanuit de Wlz. Dit blijkt echter niet mogelijk omdat deze verstrekking niet als wettelijke aanspraak is verankerd in de Wlz.
De aanspraak alsnog wettelijk verankeren in de Wlz duurt minimaal 2 jaar en biedt daarmee geen oplossing voor de korte termijn. Het ministerie van VWS is daarom op zoek naar een andere, eenvoudigere manier om dit te regelen.
Stand van zaken en vervolg
Landelijk hebben de VNG, ZN en Firevaned (koepel van hulpmiddelenleveranciers) met VWS afgesproken dat gemeenten en verzekeraars de hulpmiddelen desgevraagd zullen laten staan wanneer de inwoner verhuist naar een Wlz-instelling. Hierbij hebben deze partijen aangegeven dat ze van VWS de garantie willen dat ze adequaat worden vergoed.
VWS is momenteel op zoek naar een manier om hier invulling aan te geven. Vervolgens worden hierover bestuurlijke afspraken gemaakt. Het is nog onduidelijk wanneer dit mogelijk is, vermoedelijk begin 2023.
Overgangsperiode en verzoek VNG aan gemeenten
Naar aanleiding van de Tweede Kamermotie heeft de minister toegezegd situaties die zich vanaf juni dit jaar voordoen te willen oplossen. De VNG vraagt gemeenten om bij cliënten waar dit speelt de hulpmiddelen te laten staan en de financiering voorlopig voort te zetten en de kosten daarvan bij te houden. Zodra er meer bekend is over structurele financiering van de extra kosten en/of de bestuurlijke afspraken berichten we nader.