Er is goede samenwerking nodig tussen het rijk en de decentrale overheden om de grote maatschappelijke opgaven zoals die in het coalitieakkoord centraal staan in samenhang aan te pakken. Dat vraagt om evenwichtige bestuurlijke en financiële verhoudingen. 

Het is belangrijk dat nieuw beleid en nieuwe wetgeving eerst getoetst worden op uitvoerbaarheid. En dat er een evenwicht is tussen taken, bevoegdheden en financiële middelen voor alle bestuurslagen. De VNG voert dit aan in een inbreng op het Tweede Kamerdebat Bestuurlijke organisatie en democratie, woensdag 23 februari.

Coalitieakkoord stelt niet gerust

Het belang van evenwichtige bestuurlijke en financiële verhoudingen is ook benadrukt door de Raad van State en de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB). Het coalitieakkoord stelt ons echter nog niet gerust. Er is een bestuurlijke escalatieladder in het geval gemeenten en het rijk onverhoopt geschillen zouden hebben. In het coalitieakkoord wordt een aantal sporten op die ladder overgeslagen en wordt gesproken over een juridische grondslag om gemeenten als rijksoverheid aanwijzingen te kunnen geven, als ware gemeenten een uitvoeringsloket van het rijk.

Rol van de minister van BZK

We vragen ons af welke rol de nieuwe minister van BZK voor zichzelf ziet weggelegd in de relatie tussen rijksoverheid en decentrale overheden. Volgens de Raad van State moesten afspraken in het coalitieakkoord zich zo veel mogelijk richten op de ‘wat-vraag’. De ‘hoe-vraag’ wordt daarna nader interbestuurlijk uitgewerkt onder leiding van de minister van BZK. In de kabinetsreactie op het advies van de Staatscommissie-Remkes beloofde het kabinet met een notitie te komen over de  mogelijke versterking van de positie van de minister van BZK, maar een dergelijke notitie hebben we nog niet gezien.

Meer informatie