Datum

Organisatie

Centrale Raad van Beroep

Soort

Wet- en regelgeving

De Raad van State heeft het hoger beroep van De Dikkedeur Kralingen B.V. (de Dikkedeur) tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 mei 2018 in het geding tussen de Dikkedeur en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (het college) afgewezen. 

De Dikkedeur vocht het besluit aan van het college om de 40 kindplaatsen, waarmee het kindercentrum in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) is geregistreerd, te wijzigen naar 50 kindplaatsen af te wijzen.

Aanleiding

Dikkedeur is houder van een aantal kindercentra in de gemeente Rotterdam, waaronder het kindercentrum voor buitenschoolse opvang "Dikkedeur Basis-BSO" gevestigd aan de Oudedijk 201 te Rotterdam. Dikkedeur breidde het aantal van 40 kindplaatsen uit naar 50 kindplaatsen. Deze tien extra kindplaatsen werden gerealiseerd in een ruimte aan de Bethlehemstraat 23c te Rotterdam. Deze ruimte maakt deel uit van het aan Dikkedeur toebehorende kindercentrum voor dagopvang "Dikkedeur Bethlehemstraat".

Het college heeft de door Dikkedeur gedane melding aangemerkt als een wijzigingsverzoek en dit verzoek afgewezen. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat, nu het de toezichthouder niet is gelukt om een inspectie uit te voeren, niet kan worden nagegaan of de voorgenomen uitbreiding van het aantal kindplaatsen voldoet aan de wet- en regelgeving en dat de beoogde uitbreiding niet plaatsvindt binnen de buitenschoolse opvang (BSO). Volgens het college kan een wijziging in het aantal kindplaatsen slechts plaatsvinden op het adres van het kindercentrum en de uitbreiding die Dikkedeur beoogt voldoet niet aan dat vereiste. Dikkedeur had een aanvraag ter registratie van een nieuw kindercentrum voor buitenschoolse opvang moeten indienen, aldus het college.

De rechtbank heeft het door Dikkedeur daartegen rechtstreeks ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Hoger beroep

Dikkedeur betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij een nieuwe aanvraag tot exploitatie had moeten indienen. De reden dat een nieuwe aanvraag had moeten worden gedaan, is dat de extra kindplaatsen voor buitenschoolse opvang worden gerealiseerd in een op een ander adres gelegen ruimte behorende bij het in het LRKP geregistreerde kindercentrum voor dagopvang "Dikkedeur Bethlehemstraat". Dikkedeur ziet dit anders en voert daartoe aan dat de rechtbank het college ten onrechte is gevolgd in diens standpunt dat een houder kinderopvang kan aanbieden op diverse (specifieke) adressen, mits elk opvangadres per opvangvoorziening in het LRKP is geregistreerd. Volgens Dikkedeur is het kindercentrum de voorziening waar kinderopvang plaatsvindt en die de eenheid is van registratie en inspectie. Het staat de houder vrij om te bepalen welke opvangvoorziening, buitenschoolse opvang of dagopvang, hij in het kindercentrum wil bieden, zolang hij dat maar opgeeft. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, verplicht de geldende wet- en regelgeving niet tot aparte kindercentra per opvangvoorziening, aldus Dikkedeur.

Verder voert Dikkedeur aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat bij een kinderopvangvoorziening waarbij sprake is van diverse opvangadressen slechts sprake is van één opvanglocatie voor het LRKP indien sprake is van interne doorgangen. Volgens Dikkedeur vindt dit standpunt geen steun in de wet- en regelgeving.

Volgens de RvS heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college zich terecht op het standpunt stelt dat op één adres zowel dagopvang als BSO kan worden aangeboden, mits voor beide kinderopvangvoorzieningen een aanvraag voor exploitatie is gehonoreerd en beide voorzieningen afzonderlijk zijn geregistreerd in het LRKP. De rechtbank verwijst in dit verband terecht naar de door het college aangehaalde regelgeving, waarin uitdrukkelijk onderscheid wordt gemaakt tussen kindercentra waar dagopvang plaatsvindt en kindercentra waar BSO plaatsvindt.

Geen inpandige interne doorgang

De rechtbank heeft eveneens terecht overwogen dat het college zich terecht op het standpunt stelt dat in het onderhavige geval geen sprake is van uitbreiding binnen één opvanglocatie of vestiging. Het college heeft zich in dit geval met juistheid op het standpunt gesteld dat het pand aan de Bethlehemstraat 23c te Rotterdam, waar de door Dikkedeur voorgenomen uitbreiding van het aantal kindplaatsen van het kindercentrum is gerealiseerd, niet tot de vestiging behoort omdat geen sprake is van een inpandige interne doorgang tussen het pand aan de Oudedijk 201 te Rotterdam, het adres waarop het kindercentrum in het LRKP geregistreerd staat, en het pand aan de Bethlehemstraat 23c te Rotterdam en beide panden een eigen hoofdingang hebben.

De rechtbank heeft in hetgeen Dikkedeur naar voren heeft gebracht terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college van een verkeerde uitleg van de Wko of het Besluit registers is uitgegaan dan wel voor het oordeel dat sprake is van strijd tussen deze regelingen.

Gezien het voorgaande was het college niet gehouden om voor het kindercentrum een tweede adres, te weten de Bethlehemstraat 23c te Rotterdam, in het LRKP te registreren. Nu daaruit volgt dat Dikkedeur voor de door haar voorgenomen uitbreiding van het aantal kindplaatsen van het kindercentrum geen gebruik mag maken van het pand aan de Bethlehemstraat 23c te Rotterdam, heeft het college het wijzigingsverzoek terecht afgewezen.

Uitspraak op rechtspraak.nl

ECLI:NL:RVS:2019:2549