Datum

Organisatie

Bijstandsbode

Soort

Wet- en regelgeving

De Bijstandsbode publiceert elke maand interessante uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op het gebied van bijstand en aanverwante wet- en regelgeving. Dit zijn de uitspraken uit november/december 2018.

Pannenkoeken en de bestuurlijke boete

Op de bestuurlijke boete in de bijstandswetgeving zijn principes uit het strafrecht van toepassing. Dat betekent onder meer dat er strengere regels gelden voor bewijslast en dat er hogere eisen worden gesteld aan de bescherming van de rechten van de belanghebbende. Dat is voor gemeenten een relatief nieuw rechtsgebied en erg ingewikkeld. De casus van een vrouw die een pannenkoekrestaurant is begonnen illustreert enkele valkuilen. Zo blijkt duidelijk dat het verschil in beoordelingsmaatstaf kan resulteren in een (aanzienlijk) verschil in benadelingsbedrag (€ 15.500 vs. € 9.000). En dat bezwaar maken loont. De terugvordering is verlaagt met € 6.500, een (bijna) halvering van de bestuurlijke boete én een vergoeding van de gemaakte proceskosten. (CRvB 20 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3805)

Op de zaak betrekking hebbende stukken, recht op privéleven

Het college heeft de bijstandsuitkering ingetrokken en teruggevorderd wegens schending van de inlichtingenplicht waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. De CRvB (Raad) oordeelt dat artikel 8:42 lid 1 Awb het college niet verplicht alle stukken die op betrokkenen van toepassing zijn aan de bestuursrechter te zenden, maar alleen die stukken die ter beschikking staan of hebben gestaan van het college en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de bestaande geschilpunten. De correspondentie tussen de Attaché Sociale Zaken van de Nederlandse ambassade in Ankara en de afdeling OZB van de Turkse gemeente hoefde het college dus niet over te leggen. De Raad oordeelt verder dat geen sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het recht op respect voor het privéleven (artikel 8 EVRM). (CRvB 18 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2975)

Inkomstenkorting

Belanghebbende heeft inkomsten uit een Wsw-dienstbetrekking en ontvangt daarnaast aanvullende bijstand. Het college heeft haar aanspraak op vakantietoeslag en de door haar ontvangen vergoeding reiskosten als inkomen op de bijstand in mindering gebracht. De CRvB concludeert dat de inkomstenkorting correct is toegepast. (CRvB 30 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3513)

Uitkeringsspecificatie

Het college heeft de door belanghebbende ontvangen WW-uitkering en zijn inkomsten uit arbeid op zijn bijstandsuitkering in mindering gebracht. Het UWV heeft de WW-uitkering later herzien en teruggevorderd. Belanghebbende maakt nu bezwaar tegen de korting op zijn bijstandsuitkering, omdat hij, gelet op de terugvordering door het UWV, achteraf gezien te weinig bijstand heeft ontvangen. Volgens de CRvB is het beroep ontvankelijk, maar dat betekent niet dat het ook gegrond is. Het college heeft de door belanghebbende in augustus ontvangen inkomsten uit WW en uit werk namelijk terecht als inkomen aangemerkt en gekort op de bijstandsuitkering van september. Dat het UWV achteraf heeft besloten dat belanghebbende de WW-uitkering ten onrechte heeft ontvangen en moet terugbetalen, maakt niet dat de WW achteraf bezien niet meer als inkomen in de zin van de bijstand moet worden aangemerkt. (CRvB 30 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3494)

Inrichting?

Het college heeft de bijstandsuitkering van belanghebbende herzien naar de norm voor een alleenstaande die in een inrichting verblijft. De teveel verstrekte bijstand is teruggevorderd. De CRvB oordeelt dat het verblijf van belanghebbende in het woon- en zorgcentrum kan worden aangemerkt als verblijf in een inrichting. Dat belanghebbende van een aantal in de zorgovereenkomst genoemde voorzieningen geen gebruik maakt, is zijn eigen keuze en betekent niet dat het centrum geen inrichting is. (CRvB 13 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3713)

Geen bijzondere bijstand voor scheiding naar Turks recht

Het college heeft geweigerd bijzondere bijstand te verstrekken voor de kosten van rechtsbijstand van een in Nederland gevestigde advocaat voor een echtscheidingsprocedure in Turkije. De CRvB overweegt dat het aan de Participatiewet ten grondslag liggende territorialiteitsbeginsel de verstrekking van bijzondere bijstand voor kosten die buiten Nederland zijn opgekomen of niet aan Nederland zijn verbonden uitsluit. De kosten van een echtscheiding naar Turks recht zijn niet aan Nederland verbonden. Toekenning van bijzondere bijstand voor die kosten is daarom niet mogelijk. Daarbij is relevant dat op de datum van de bijstandsaanvraag het huwelijk van belanghebbende reeds was ontbonden naar Nederlands recht. (CRvB 20 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3780)

Bijzondere bijstand babyuitzet, inlichtingenplicht, vaste gedragslijn

Het college heeft geweigerd bijzondere bijstand te verstrekken voor de kosten van een babyuitzet, omdat belanghebbenden onvoldoende inkomensgegevens hebben verstrekt om hun draagkracht vast te stellen. In geschil is of het college ter beoordeling van de draagkracht van belanghebbenden bankafschriften van de 3 maanden voor de bevalling mocht verlangen. De CRvB oordeelt dat het college gegronde redenen had om te twijfelen aan de financiële situatie van belanghebbenden, waardoor het inzage verlangen in de bankafschriften over de periode van 3 maanden voor de bevalling als niet kennelijk onredelijk moet worden beoordeeld. (CRvB 2 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3042)

Het oordeel van de strafrechter in het bestuursrecht

Het college heeft de bijstandsuitkering ingetrokken en teruggevorderd wegens schending van de inlichtingenplicht. Belanghebbenden zouden een gezamenlijke huishouding voeren. De strafrechter heeft belanghebbenden vrijgesproken van het opzettelijk verzwijgen van een gezamenlijke huishouding. In het kader van de betwisting van het intrekkings- en terugvorderingsbesluit, is bij de bestuursrechter in geschil of belanghebbenden een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. De CRvB constateert dat het intrekkings- en terugvorderingsbesluit geheel berust op de bevindingen uit het onderzoek van de sociale recherche. Dezelfde bevindingen zijn door de strafrechter als bewijsmiddel betrokken bij zijn motivering van de vrijspraak in de strafzaak. Ondanks de verschillen in bewijsrecht tussen het bestuursrecht en het strafrecht ziet de CRvB geen ruimte om af te wijken van het oordeel van de strafkamer. Dat betekent dat de bevindingen uit het onderzoek van de sociale recherche onvoldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat sprake is geweest van een gezamenlijke huishouding. Het intrekkings- en terugvorderingsbesluit kan dus geen stand houden. (CRvB 20 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3704)

Lees de uitgebreidere samenvattingen van de genoemde cases in de Bijstandsbode van november/december 2018.