Datum

Onlangs nodigde een Wmo-regio in het zuiden van het land mij uit voor een gesprek. Er werd vermoed dat er sprake was van fraude door een zorgaanbieder. Wat was er precies aan de hand?

Zorgaanbieder De Lachende Derde biedt begeleiding aan 8 cliënten. Het gaat om 3 cliënten uit de gemeente Goedezorg en 4 cliënten uit omliggende gemeenten, allemaal op basis van een pgb. Verder is er nog 1 cliënt vanuit de Wlz. Naast deze begeleiding stelt De Lachende Derde ook woonruimte beschikbaar aan mensen. In diverse panden biedt het begeleid wonen aan. De Lachende Derde is een eenmanszaak en de eigenaar had in het verleden ook al verschillende bedrijfjes binnen de zorgverlening.

Onderbuikgevoel

De teamleider van de gemeente Goedezorg had een onderbuikgevoel bij deze zorgaanbieder. Hij vermoedde dat de zorgaanbieder zelf zijn cliënten werft bij instellingen en hun administratieve zaken regelt. Daarnaast voert De Lachende Derde de gesprekken voor cliënten die pgb aanvragen. De teamleider wist niet precies wat hij hiermee aan moest. Wel bedacht hij zich dat hij – gezien de reikwijdte van De Lachende Derde – hier ook de regio bij moest betrekken. Een juiste constatering. In het domein van Werk & Inkomen hebben we de ervaring dat een onderzoek zich vaak beperkt tot binnen de gemeentegrenzen. Binnen de Wmo en Jeugdwet is dit nauwelijks het geval. Onderzoeken richten zich hier vaak op ‘grensoverschrijdende’ aanbieders en nauwelijks op je inwoners.

Gelukkig kunnen we stellen dat de aandacht voor de risico’s op het gebied van kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid de laatste jaren is toegenomen. Toch is het beleidsmatig vaak nog beperkt doordacht en uitgewerkt. Dat maakt dat gemeenten vooral ad hoc bezig zijn. Op zich is dat niet verkeerd. Helemaal wanneer je de resultaten direct evalueert en inzet voor toekomstige preventie.

Naar structureel en integraal

In het gesprek met de Wmo-regio ontdekte ik dat deze regio veel inspanningen doet om te komen tot een meer structurele en consistente benadering van toezicht en handhaving. Opvallend genoeg blijkt dit vooral toe te schrijven aan gedreven ambtenaren die hiervoor tijd en ruimte claimen. Het instrumentarium gericht op omgaan met kwaliteitsrisico’s was in deze regio het meest ontwikkeld.  Helaas ontbrak de samenhang, zowel binnen het zorgdomein, tussen de gemeenten als binnen het brede sociale domein.

Niet alleen uit het verhaal van deze regio, maar ook uit het Lysias-rapport ‘Stand van zaken toezicht en handhaving Wmo en Jeugdwet bij gemeenten’, blijkt het belang én het nog te vaak ontbreken van het sociaal domein breed organiseren van toezicht en handhaving. Dus Wmo, Jeugdwet en Participatiewet. Dit is wel één van de doelen van de 3D-aanpak. Elke wet kent nu haar eigen beleidskaders, protocollen, inkoopvoorwaarden en toezichtinstrumenten.

Daarnaast hoorden we in deze regio (een voor ons herkenbaar geluid) dat de koppeling van bestanden en het uitwisselen van persoonsgegevens – om bijvoorbeeld de doelmatigheid te vergroten – stuiten op privacywetgeving.  Privacy wordt vaak bóven de aanpak van zorgfraude gesteld. En dat is jammer omdat de keten waarin we fraude binnen de zorg willen aanpakken zo sterk is als de zwakste schakel. Bovendien is het niet nodig. Er is binnen de privacywetgeving best veel mogelijk.

Bewust beginnen

De gemeenten uit de regio in dit verhaal gaven duidelijk aan dat ze de handen ineen wilden slaan om te komen tot het borgen van kwaliteit en rechtmatigheid. Wij zorgen dat gemeenten hierin niet alleen komen te staan. We zorgen ook voor samenhang met andere partijen in de keten, zoals de Inspectie Jeugd en Gezondheid en de zorgverzekeraars. Juist die samenhang, het van elkaar leren en het elkaar kennen zorgt voor een versterking van de keten.

Na afloop van de sessie vroeg ik de wethouder van de gemeente Goedezorg wat hem dreef. Hij gaf me een helder en duidelijk antwoord:

‘Ik wil niet dat de inwoners van mijn gemeente de dupe worden van het beleid van mijn gemeentehuis. Ik wil niet dat burgers slachtoffer worden omdat ze niet de zorg krijgen die ze nodig hebben. Dat wij euro’s uitgeven aan een zorgaanbieder die het niet zo nauw neemt met het welzijn van onze zorgbehoevende burgers.’

Gelukkig stelde deze wethouder mij ook een vraag: ‘Wat kan ik morgen anders doen?’ Ik antwoordde dat hij morgen wel 10 dingen anders kon doen, maar dat het belangrijk is om bij het begin te beginnen. Op dat fundament kun je dan verder bouwen. Maar wat is dan het begin?

  1. Stel een toezichthouder rechtmatigheid aan.
  2. Check het werkproces rondom de aanvraag van een maatwerkvoorziening. Sluiten de visie van het bestuur, de verordening en de beleidsregels op elkaar aan? Pas ook de cirkel van naleving toe.
  3. Informeer medewerkers over fraudealertheid.
  4. Instrueer medewerkers op voldoende doorvragen bij de toegang tot de zorg (keukentafelgesprek).

U bent natuurlijk benieuwd hoe deze regio en de betrokken gemeenten het aangepakt hebben. Er is allereerst een regionale toezichthouder rechtmatigheid aangesteld. Verder bespreken betrokkenen de werkprocessen en stemmen ze beleid en beleidsregels op elkaar af. Natuurlijk heeft dat nog wel tijd nodig. Bestuur en ambtenaren zitten 2-maandelijks bij elkaar.

Waarom vertel ik u dit? Omdat we van mening zijn dat deze Wmo-regio niet op zichzelf staat. Het onderzoek van Lysias ondersteunt dit. Ik wil u bewust maken van de kansen en risico’s en u uitdagen om uw eigen gemeente te vergelijken met de gemeente Goedezorg en te bepalen of uw gemeente en regio zijn toegerust om signalen van slechte zorg aan te pakken.

Janneke van Vugt, Programmamanager Zorg VNG KCHN