Datum

Organisatie

Centrale Raad van Beroep (CRvB)

Soort

Wet- en regelgeving

De vordering van ruim € 35.000 van de gemeente Rotterdam op een bijstandsgerechtigde is verjaard, concludeert de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in een uitspraak op 29 april 2019. Dat betekent dat de betrokkene in deze zaak dat bedrag niet meer hoeft terug te betalen aan de gemeente. De uitspraak is in lijn met vaste rechtspraak van de CRvB over de invordering van schulden, zie onder meer de uitspraak van 8 februari 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BL3384).

Het geschil

De gemeente heeft bij besluit van 26 maart 2004 bijstand over de periode van mei 2000 tot en met november 2003 teruggevorderd van betrokkene. De gemeente deed dit, omdat betrokkene niet had gemeld dat hij geld had verdiend met tijdelijke banen. Dit was niet de eerste vordering die de gemeente op betrokkene had en ook hierna volgden nog andere vorderingen op hem. In 2015 heeft betrokkene een verzoek om kwijtschelding van de openstaande vorderingen ingediend. De gemeente wees dit verzoek af. Betrokkene heeft vervolgens bij de rechtbank een beroep op verjaring van de vordering gedaan. De rechtbank stelde betrokkene in het gelijk. De gemeente was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en is hiertegen in hoger beroep gegaan bij de CRvB. Volgens de gemeente is de vordering niet verjaard.

Startdatum verjaring

Voor het bepalen van de datum waarop een vordering is verjaard, is het van belang te bepalen vanaf welke datum de verjaringstermijn begint te lopen. In dit geval is dat 26 maart 2004, de datum waarop de gemeente het besluit heeft genomen om de bijstand van betrokkene terug te vorderen. Dat betrokkene nog niet meteen hoefde terug te betalen aan de gemeente maakt, anders dan de gemeente heeft aangevoerd, voor de startdatum van de verjaring niet uit.

Lengte verjaringstermijn

De gemeente heeft verder aangevoerd dat sinds de invoering van de mogelijkheid om boetes op te leggen aan bijstandsgerechtigden, de verjaringstermijn voor de invordering van schulden is verlengd naar 20 jaar. De CRvB heeft echter al in 2007 geoordeeld dat ook na de invoering van de boetes de verjaringstermijn voor terugvorderingen van ten onrechte betaalde bijstand nog steeds 5 jaar is, zie ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 en ECLI:NL:CRVB:2007:BA2491.

Stuiting verjaring

Stuiting wil zeggen dat de gemeente of de betrokkene iets doet waardoor de verjaring stopt. Na een stuiting begint de verjaringstermijn opnieuw te lopen. Volgens de gemeente was dat in deze zaak het geval omdat betrokkene al eerder kwijtscheldingsverzoeken had gedaan en de gemeente op de bijstand al bedragen inhield ter aflossing van de vorderingen. De CRvB heeft geoordeeld dat dit niet voldoende was om de verjaring te stuiten. Daarbij was van belang dat in dit geval niet duidelijk was op welke van de vorderingen de kwijtscheldingsverzoeken en de inhoudingen op de bijstand betrekking hadden. De gemeente heeft daarover geen gespecificeerde informatie aan de betrokkene gegeven.

Eindoordeel

De CRvB komt tot de conclusie dat het recht van de gemeente om alsnog ruim € 35.000 in te vorderen is verjaard en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Dat betekent dat betrokkene in deze zaak dat bedrag niet hoeft terug te betalen aan de gemeente. Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep in deze zaak is een eindoordeel.

Uitspraak op rechtspraak.nl

ECLI:NL:CRVB:2019:1372