Datum

Als moeder van 2 jonge kinderen voel ik me soms net een toezichthouder. Natuurlijk ben ik - meestal ook in hun ogen - bevoegd om ze in goede banen te leiden. Maar bij de opvoeding heb ik niet alleen met mezelf te maken. Gelukkig zit ik met de belangrijkste mensen - zoals de vader en de juffrouw - op 1 lijn.

Toch besef ik na een aantal jaren dat de 'ideale ouder' niet bestaat. Vaak is opvoeden gewoon een kwestie van dingen ondervinden, uitproberen en openstaan voor de ervaringen van anderen. Net zoals veel toezichthouders Wmo 2015 en Jeugdwet dat doen.

Het toezicht op de Wmo en de Jeugdwet (JW) is in verschillende opzichten meerdimensionaal: in de betreffende wetten is het verschillend geregeld, het gaat om toezicht op rechtmatigheid en kwaliteit, op cliënten en - meer nog - op aanbieders, op pgb en ZiN, er zijn vaak verschillende (regionale) partijen - zoals andere gemeenten en zorgkantoren - bij betrokken en elke gemeente heeft haar zorgtaken op een eigen manier ingericht. Dat maakt dat er geen kant-en-klaar-recept is voor de ideale toezichthouder. Maar er zijn wel een aantal basis-ingrediënten.

Stel dat ik ervoor kies om mijn zoontje wel te corrigeren, maar mijn dochtertje niet. Grote kans dat zij dan uit de bocht vliegt. Nu zijn gemeenten vanuit de Wmo verplicht om een toezichthouder aan te wijzen voor de rechtmatigheid en de kwaliteit. De JW kent die verplichting voor gemeenten niet. Toezicht op de kwaliteit is in handen van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Ik raad gemeenten wél aan om voor de JW zelf een toezichthouder rechtmatigheid aan te wijzen en daarnaast toe te zien op de kwaliteit van de zorg.  

Het is bekend dat gebrekkige kwaliteit vaak gepaard gaat met onrechtmatigheden en vice versa. Binnen de Wmo kan het toezicht op rechtmatigheid en kwaliteit in één hand liggen. Toch zie je dat kwaliteitstoezicht - vanwege de benodigde kennis - vaak is belegd bij de GGD. De samenhang tussen beide impliceert ten minste een nauwe samenwerking. In de JW voert de IGJ het kwaliteitstoezicht uit. Toch heb je hierin ook als gemeente een verantwoordelijkheid. Je sluit tenslotte contracten met aanbieders, doet aan contractbeheer en je ontvangt signalen van cliënten. Samenwerking loont ook hier.

Een ander interessant gegeven is dat toezicht niet alleen plaatsvindt op cliënten, maar meer nog op zorgaanbieders. De ingang tot vooral het reactieve toezicht op aanbieders ligt vaak bij cliënten. Dat is bijvoorbeeld het geval als er kwaliteits- en/of rechtmatigheidssignalen zijn over meerdere cliënten, ook van andere gemeenten en het regionale zorgkantoor. Een centraal meldpunt binnen de gemeente voor signalen van fouten of fraude helpt bij een vlotte signalering van misstanden. Uiteraard zijn er ook proactief mogelijkheden. Denk aan de inhoud van de overeenkomsten en de relatie met gecontracteerde aanbieders of aan acties op basis van risicoanalyses.

Nu even terug naar mijn opvoedkundige taken. Natuurlijk vertel ik mijn kinderen in algemene zin wat ze wel en niet mogen. Maar gaat mijn zoontje bijvoorbeeld over de schreef, dan geef ik hem niet alleen een standje, ik gebruik de ervaring ook 'preventief' voor mijn dochtertje. Ook voor de zorg geloof ik hartstochtelijk in preventie. En de ervaringen van toezichthouders kun je als gemeente gebruiken om de preventie verder te versterken. Geef de collega’s van intake, inkoop en contractbeheer bijvoorbeeld inzicht in de signalen van fraude en ondermaatse kwaliteit en zorg dat er heldere contracten worden gesloten en beschikkingen worden afgegeven die effectieve maatregelen mogelijk maken.

Meer informatie vindt u ook in onze handreiking 'Handhaving en naleving Wmo 2015 en Jeugdwet'.

Janneke van Vugt, Programmamanager Zorg VNG KCHN