Cliëntorganisaties en gemeenten hebben als de 9 belangrijkste punten als bedoeling van de decentralisaties geformuleerd:
- Inclusie en toegankelijkheid als basis
- Lokaal kan beter worden ingespeeld op de hulpvraag en context van inwoners
- Minder bureaucratie en een responsieve overheid
- Integraal werken en schotten wegnemen
- Eigenaarschap van inwoners centraal
- Meer democratie door uitvoering op lokaal niveau
- Tijdige ondersteuning als uitgangspunt
- Kwaliteit en efficiëntie gaan samen
- Maatwerkruimte voor lokale beleidskeuzes
Gemeenten zijn inmiddels vijf jaar verantwoordelijk voor de omvangrijke taken op het gebied van participatie, (langdurige) ondersteuning en zorg aan inwoners. Het begin van de decentralisatieperiode stond voor gemeenten in het teken van continuïteit van zorg en het managen van de nieuwe taken. Na vijf jaar is deze fase afgerond. Het realiseren van een ander belangrijk doel van de decentralisaties, namelijk vernieuwing en transformatie van participatie, begeleiding en zorg, blijkt lastiger. Het is dan ook hoog tijd om de ideeën achter de vernieuwing opnieuw tegen het licht te houden.
Dit document, dat is opgesteld door Ieder(in), Per Saldo, Mind en de VNG is daar het resultaat van. Het geeft weer hoe onze organisaties aankijken tegen de wereld zoals die zou moeten zijn. Daarbij ligt onze focus in dit document bij mensen met een beperking, chronische ziekte of psychische stoornis. Genoemde organisaties spreken daarmee ook een gezamenlijke ambitie tot verbetering uit. Centrale doelen hierbij zijn:
- Mensen met een beperking, chronische ziekte of psychische stoornis kunnen optimaal naar wens en vermogen meedoen in een open en toegankelijke de samenleving.
- Voor hen die dat niet op eigen kracht kunnen is én blijft er passende zorg en ondersteuning.
- Bureaucratie en werken vanuit schotten wordt vermeden.
Binnen het sociaal domein wordt vanuit de principes van het VN-Verdrag de verbinding actief gelegd met de aanpalende domeinen zoals wonen, zorg in de buurt, welzijn, onderwijs en participatie. De kansen om dit perspectief te realiseren zijn nu groter dan ooit.
Inwoners kunnen rekenen op en dragen bij aan een toegankelijke en inclusieve samenleving. Als de samenleving en voorzieningen toegankelijk zijn voor mensen met een beperking dan zijn er minder individuele oplossingen en aanpassingen nodig. Het is voor de inwoners met beperkingen en voor de inwoners als belastingbetaler in heel veel gevallen beter als de samenleving toegankelijker en inclusiever wordt. Toegankelijkheid en inclusiviteit gaan over alle domeinen van het dagelijks leven: wonen, inkomen, werken, onderwijs, zorg en ondersteuning, mobiliteit, vrije tijd en maatschappelijke participatie.
Het bevorderen van een inclusieve samenleving vormt een belangrijk richtsnoer voor het gemeentelijk beleid. De ratificering van het VN-Verdrag voor gelijke rechten voor mensen met beperkingen maakt dit streven actueler dan ooit. Kiezen voor inclusief beleid is investeren in de toekomst. De kosten gaan voor de baten uit, maar de stapsgewijze opbouw van de inclusieve en toegankelijke samenleving is gewenst en noodzakelijk. En vormt de basis voor de vernieuwing in het sociaal domein.
Er zijn inwoners die zelfredzaam zijn en minder of geen zorg/ondersteuning nodig hebben. Deze mensen redden zichzelf of hebben een netwerk dat hen daarbij helpt. Er zijn ook inwoners die zorg/ondersteuning nodig hebben om zelfredzaam te kunnen zijn. De gemeente helpt hen met zorg of ondersteuning om hun leven naar wens en vermogen zoveel mogelijk zelfstandig in te richten en in de samenleving te participeren.
Inclusief betekent dat mensen die fysiek, verstandelijk of psychisch een beperking of aandoening hebben, deze beperking of aandoening zo weinig mogelijk als een handicap ervaren door de wijze waarop de samenleving wordt georganiseerd. Dit raakt alle domeinen in het dagelijks leven: van onderwijs, arbeid, wonen en inkomen, vrije tijd tot ondersteuning, zorg, ruimtelijke inrichting, mobiliteit en maatschappelijke participatie. Zonder bestaanszekerheid (huisvesting, inkomen, veiligheid) schieten zorg en ondersteuning te kort. Ook het omgekeerde geldt. Zonder passende zorg of ondersteuning zal er geen sprake zijn van bestaanszekerheid. Met het VN-verdrag gehandicapten als uitgangspunt werken gemeenten consequent aan grotere inclusie en betere toegankelijkheid.
Uitgangspunt in het sociaal domein is dat zorg/ondersteuning het leven van inwoners volgt. Dat kan betekenen dat de zorg/ondersteuning levensbreed en/of levenslang is. Levensbreed wil zeggen samenhangend, creatief en vanuit verschillende domeinen (zorg, ondersteuning, wonen, leren, werk, inkomen, mobiliteit en vrije tijd), daarbij rekening houdend met zowel het sociale netwerk als de balans tussen draaglast en draagkracht. Levenslang wil zeggen dat voor sommige inwoners de zorg of ondersteuning (zeer) langdurig nodig kan zijn, omdat hun beperking, chronische ziekte of psychische stoornis niet over gaat of mensen daar niet van kunnen herstellen. Hierbij is ook het kunnen op- en afschalen van zorg en/of ondersteuning van groot belang. Door allerlei gebeurtenissen in iemands leven kan het zo zijn dat in een bepaalde periode intensievere zorg/ondersteuning nodig is dan in een andere periode.
Lokaal is het eenvoudiger in te spelen op de vraag en omstandigheden van de persoon met een hulpvraag. Inwoner en gemeente bekijken in gelijkwaardigheid en samenspraak wat de wensen en behoeften zijn, rekening houdend met beperkingen en mogelijkheden, welke problemen uit de beperking voortvloeien en welke oplossingen zich aandienen. De ontwikkelingsgerichte benadering staat hierbij centraal. Zo worden ook vaardigheden die een persoon met een hulpvraag zou willen aanleren meegenomen. Dit gesprek kan alleen effectief verlopen als de inwoner goed geïnformeerd en toegerust is en de gemeente de benodigde deskundigheid inzet.
Uiteindelijk bepaalt de inwoner wat passend is. Waarbij ook rekening wordt gehouden met de keuzevrijheid voor financieringsvorm(pgb mits er sprake is van een bewuste positieve keuze en als de hulpvrager/ vertegenwoordiger in staat is om met een pgb te werken) en hulpverlener(s). Naast draaglast en draagkracht spelen ook de (on)mogelijkheden van een huishouden een rol bij het bepalen van de mate waarin inwoners een bijdrage kunnen (laten) leveren aan begeleiding en zorg. Ontstaan er geschillen over de aard, omvang of gevraagde bijdrage aan zorg en begeleiding, dan staan laagdrempelige aanpakken, zoals mediation, indien wenselijk ter beschikking.
Inwoners kunnen rekenen op een responsieve overheid die meedenkt in het vinden van creatieve, onorthodoxe oplossingen en daarbij bureaucratie zoveel mogelijk vermijdt. Professionals in de uitvoering ervaren handelingsruimte, minder strakke protocollen en hoeven zich niet gedetailleerd te verantwoorden. Lokale zorg/ondersteuning dichtbij maakt het samenspel tussen hulpvrager, verstrekker en hulpverlener overzichtelijker. De vraag, context en mogelijkheden van de inwoner zijn leidend voor de zorg/ondersteuning. Hulpvragers krijgen zo de mogelijkheid hun leven volgens eigen keuzes in te richten, langer thuis te wonen en zo zelfstandig mogelijk aan de samenleving deel te nemen.
Op lokaal niveau is het beter mogelijke vragen van inwoners integraal te beantwoorden. In het gesprek tussen inwoner en gemeente wordt gekeken naar wat er nodig is om het leven naar wens en vermogen zoveel mogelijk zelfstandig in te richten en te participeren in de samenleving. Hierbij wordt de verkokering doorbroken door samenhangend en op maat te kijken naar meerdere levensdomeinen (zorg en ondersteuning, wonen, leren, werk, inkomen, vrije tijd en mobiliteit), daarbij rekening houdend met zowel het sociale netwerk als de balans tussen draaglast en draagkracht. Passende ondersteuning of zorg staat centraal, niet het stelsel. Dat betekent ook dat gemeenten, als dat gewenst is, verder kijken dan de eigen gemeentelijke organisatie. En initiatief nemen om samen met bijvoorbeeld zorgkantoren/verzekeraars, onderwijs of UWV, de ondersteuning te organiseren die gevraagd wordt. Inwoners worden goed geïnformeerd over de afspraken achter de schermen, maar worden niet belast met het regelwerk.
Naast het integraal werken over de domeinen heen, wordt er ook op het collectief financieren van zorg/ondersteuning ingespeeld. Hierbij gaat het niet over ‘beschermd wonen’ maar over bijvoorbeeld ouderinitiatieven waar de zorg/ondersteuning gezamenlijk wordt georganiseerd. Zo kan het gaan over het organiseren van eigen dagbesteding maar kan het ook gaan over ergens zelfstandig gaan wonen en daar de zorg/ondersteuning organiseren. Het collectief organiseren van zorg/ondersteuning gaat over meer dan alleen de feitelijke zorgmomenten, het gaat ook over bijkomende kosten die gemoeid zijn bij de levering van zorg/ondersteuning.
Inwoners hebben, als zij dat willen en kunnen, zelf regie en sturing op voorzieningen die nodig zijn om gelijkwaardig en volwaardig mee te kunnen doen aan de samenleving. Ongeacht iemands beperking of chronische ziekte. Eigen regie kan op verschillende manieren worden bevorderd, waarbij leveringsvormen van ZIN en PGB als gelijkwaardig naast elkaar staan. Een van de mogelijkheden tot eigen regie is een persoonlijk plan/familiegroepsplan. Hierin kan de inwoner zelf formuleren wat zijn of haar beperking is, welke mogelijkheden/wensen/behoefte er zijn, welke verantwoordelijkheid hij of zij zelf kan dragen en welke zorg of ondersteuning nodig is. De gemeente faciliteert en ondersteunt inwoners om eigen regie te nemen. Het persoonlijke plan/familiegroepsplan dient dan als basis voor het gesprek tussen inwoner en gemeente om passende zorg of ondersteuning in alle leefdomeinen vast te stellen.
Inwoners en gemeenten ervaren door de decentralisaties dat inwoners meer betrokken zijn bij de beleidskeuzes en de beleidsuitvoering. Door de zorg en ondersteuning lokaal te organiseren ontstaat meer betrokkenheid tussen inwoners onderling, tussen inwoners en professionals (en hun organisatie) en tussen inwoners en gemeente. De onderlinge verhoudingen worden horizontaler en de directe betrokkenheid bij beleid, uitvoering, evaluaties en verantwoording neemt toe. Inwoners (ervaringskennis) en hun lokale vertegenwoordigende organisaties, aanbieders en verstrekkers van hulpmiddelen worden hiervoor in gelijkwaardige positie gebracht.
Snellere, lokale feedback vergroot de responsiviteit van overheid en beleid. Daarnaast zijn collectieve inspraak, burgerinitiatieven en voorzieningen op basis van ervaringsdeskundigheid ingeregeld. Dit betekent ook dat cliënten betrokken worden bij het beleid en de uitvoeringspraktijk. Zowel bij het maken van beleid als bij evaluatie en verantwoording. Dit leidt tot meer betrokkenheid en beter lokaal maatwerk.
Inwoners kunnen rekenen op preventieve ondersteuning bij complexere levensvraagstukken. Naast de bestaande curatieve keten is er een robuuste preventieve infrastructuur, die inwoners helpt problemen te voorkomen of bestaande problemen niet te laten verergeren. Inwoners met een langdurige hulpvraag (levenslang, levensbreed en chronisch) ontvangen waar nodig structurele ondersteuning. Doel is individu, gezin en omgeving te ondersteunen in de zorg of ondersteuning en onevenredige draaglast weg te nemen. Zo worden mensen in staat gesteld het systeem van zorg en ondersteuning voor een inwoner die dat nodig heeft overeind te houden.
In zowel de organisatie van de dienstverlening als in het professionele handelingsrepertoire staat preventie centraal. Dit impliceert een omkering van de publieke economie: op basis van behoeften en ondersteund vanuit kosten-baten analyses ontvangen inwoners tijdig (en dus niet als het probleem acuut wordt) de juiste hulp en ondersteuning. Uitgangspunten daarbij zijn: a. eenvoudiger waar mogelijk, zwaarder waar nodig; en b. generalistisch waar mogelijk en specialistisch waar nodig. Waarbij rekening wordt gehouden met de keuzevrijheid voor financieringsvorm en hulpverlener(s).
Kwaliteit en efficiëntie gaan samen. We hebben de overtuiging dat nabijheid, korte lijnen en vertrouwen in inwoners en professionals om samen begeleiding en zorg te organiseren leiden tot betere kwaliteit en efficiëntere uitvoering. Inwoners kunnen rekenen op een overheid die efficiënt en doelmatig met haar middelen omgaat. Dit komt de kwaliteit van zorg en ondersteuning ten goede.
Efficiëntie ontstaat door minder bureaucratie en overhead, door adequaat en verantwoord onderscheid tussen mensen die wel en geen ondersteuning nodig hebben, door tijdige en doordachte preventieve maatregelen en door aan te sluiten bij de levensbrede behoefte en mogelijkheden van de hulpvrager in plaats van te werken vanuit vaststaand verkokerd aanbod. Nabijheid van zorg en ondersteuning gaan zo samen met kwalitatief betere zorg en ondersteuning en meer efficiëntie (en effectievere inzet van schaarse middelen)..
Om bovenstaande 8 bedoelingen in de praktijk te kunnen brengen is een zekere mate van flexibiliteit nodig zodat gemeenten in samenspraak met de mensen om wie het gaat en hun vertegenwoordigende organisaties voldoende kunnen aansluiten bij de lokale vraagstukken en context. Inwoners kunnen daarbij rekenen op een lokale overheid die in samenspraak met betrokkenen weloverwogen keuzes maakt ten behoeve van toegankelijkheid en inclusie, de juiste zorg en ondersteuning en het vergroten van de participatie.
Gemeenten sluiten aan bij de eigen lokale situatie en infrastructuur en hebben daarin eigen afwegingsmogelijkheden, gelet op de samenstelling van hun inwoners en hun problematiek, alsook vanuit de politieke afspiegeling van raad en college. Gemeenten mogen deze flexibiliteit en beleidsvrijheid echter niet misbruiken om bovenbeschreven bedoelingen te veronachtzamen. In plaats van beleidsvrijheid is het daarom beter te spreken over maatwerkruimte.
Bedoelingen van de decentralisaties in de praktijk
Hierboven hebben we geformuleerd hoe we gezamenlijk aankijken tegen de bedoelingen van de decentralisaties. Over de mate waarin het lukt om die bedoelingen in de praktijk te brengen verschillen gemeenten en cliëntenorganisaties nog wel eens van mening. Dat is niet erg. Zonder wrijving geen glans. We gaan, ondanks die verschillen in perceptie van de praktijk, gezamenlijk aan de slag om de lokale praktijk te ondersteunen in verdere verbetering.