05. College, benoeming wethouders
-
Nee, juridisch gezien kan je niet zeggen dat de wethouders demissionair zijn; de Gemeentewet kent deze term niet. Bij reguliere verkiezingen geeft de Gemeentewet aan dat de 'oude' wethouders in functie blijven totdat de nieuwe wethouders door de nieuwe raad worden benoemd.
De term demissionair verwijst naar de situatie dat het dagelijks bestuur het vertrouwen heeft verloren van de volksvertegenwoordigers. Dit komt formeel alleen voor op het niveau van de Tweede Kamer. Voor dit orgaan is immers geregeld dat als het vertrouwen is verloren er nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven.
In de tijd tussen het opzeggen van het vertrouwen (doorgaans gepaard met het ontslag van (een deel van) het kabinet) en de benoeming van de nieuwe ministers, worden de zittende ministers aangeduid onder vermelding van het woord demissionair.
In het spraakgebruik wordt overigens ook op gemeentelijk niveau wel gesproken van demissionaire wethouders.
-
Volledige vraag
Het kan voorkomen dat gekozen, benoemde en toegelaten raadsleden in het nieuwe college wethouder worden. Op het moment dat het college benoemd wordt zijn zij nog raadslid. Mag raadslid X dan bij het benoemingsbesluit meestemmen over de benoeming van wethouder X (raadslid en wethouder X zijn dezelfde persoon).
Antwoord
De Gemeentewet regelt dat voor deze specifieke situatie een wethouderschap en lidmaatschap van de raad tijdelijk geen onverenigbare betrekkingen zijn (artikel 13 lid 2 Gemeentewet). Daarnaast mag de aanstaande wethouder meestemmen over de eigen benoeming, hoewel men zou kunnen redeneren dat het een zaak is die hem of haar rechtstreeks aangaat.De formele reden is dat het hier gaat om een vrije stemming (men zou andere kandidaten kunnen aandragen en op hen stemmen).
De praktische en staatsrechtelijke reden is dat een andere conclusie bijzonder onwenselijke gevolgen zou hebben: als de kandidaat-wethouder immers niet zou meestemmen, verschuift de machtsverhouding in de raad, zeker als de beoogde coalitie een krappe meerderheid heeft van één stem. De uiterste consequentie zou zijn dat er dan geen college tot stand kan komen, hoewel daarvoor wel een (zij het minieme) meerderheid in de raad is.
Artikel 13, 30 en 31 Gemeentewet
-
Volledige vraag
Er is een wethouder die per 1 april vertrekt naar het buitenland. Er wordt vermoed dat de coalitievorming dan nog niet afgerond is. De betreffende partij komt waarschijnlijk ook niet meer in de raad.
Antwoord
Er is hiervoor geen wettelijke regeling. In de regel dient een wethouder een maand opzegtermijn in acht te nemen, of minder dan een maand afhankelijk van de vraag wanneer zijn opvolger de benoeming heeft aangenomen (artikel 43 Gemeentewet).In de periode tussen de raadsverkiezingen en de vorming van een nieuw college kunnen de huidige coalitiepartijen besluiten dat het toch zinvol is om, ondanks de beperkte tijd, een opvolger voor de vertrekkende wethouder aan te wijzen.
Anderzijds kan het vanuit praktische overwegingen raadzaam zijn om de portefeuille van de aftredende wethouder voor een korte periode te verdelen onder de overgebleven leden van het college. Bij die afweging spelen ook vaak politieke motieven mee, zoals de positie van de partij in het college en de eventuele besluiten die het college nog wil en kan nemen.
Artikel 43 Gemeentewet
-
Het kan voorkomen dat de te benoemen wethouders in het nieuwe college ook wethouder waren in het oude college. De vraag is of zij opnieuw worden benoemd en beëdigd, of dat dit vereiste alleen voor de nieuwe wethouders geldt. Kan dezelfde redenering worden gevolgd voor (terugkerende) raadsleden?
Raadsleden en wethouders treden automatisch af na de verkiezingen. Op dat moment zijn ze van rechtswege geen raadslid meer. Voor wethouders is een regeling neergelegd in artikel 42 Gemeentewet.
Artikel 42 legt vast dat alle wethouders aftreden, ook al kan het in de praktijk zo zijn dat ze wederom als wethouder benoemd worden. De nieuwe raad benoemt de wethouders. Ook het geloofsbrievenonderzoek en de beëdiging moet voor alle wethouders gebeuren, het maakt daarbij niet uit of iemand al eens wethouder is geweest. Portefeuilles kunnen wisselen, evenals nevenfuncties. Daar moet opnieuw goed naar gekeken worden bij het geloofsbrievenonderzoek.
Eenzelfde redenering geldt voor raadsleden. Voor alle benoemde raadsleden moet het geloofsbrievenonderzoek plaatsvinden om te beoordelen of ze toegelaten kunnen worden. Ook zij moeten allemaal de eed afleggen, ook al zijn ze in een eerdere periode raadslid geweest.
Artikel 14, 41a en 42 Gemeentewet
-
Een voorbeeld: sinds de raadsverkiezingen vormt de voormalige oppositie een ruime meerderheid. Dat is de nieuwe beoogde coalitie. Zij willen dat de huidige/voormalige coalitie geen besluiten meer neemt. Wat zijn de mogelijkheden van het controversieel verklaren op gemeentelijk niveau?
De situatie dat er verkiezingen zijn geweest is anders dan dat er een college is gevallen. Het is niet zo dat het oude college geen (lopende) zaken kan behandelen. Wel kan het zo zijn dat de voormalige oppositie een ruime meerderheid van de stemmen heeft gekregen en waarschijnlijk een nieuw college zal vormen.
Op woensdag 30 maart (artikel 1b Tijdelijke wet verkiezingen covid-19) wordt de nieuwe raad geïnstalleerd. Deze raad zou kunnen besluiten dat bepaalde onderwerpen “stil gelegd” moeten worden. Vervolgens is het vooral van belang dat de nieuwe raad zich inspant om snel een nieuw college te vormen.
-
Om als raadslid te worden toegelaten moet de kandidaat ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Gemeentewet, de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt. Minderjarigen mogen ingevolge artikel H 7, eerste lid, van de Kieswet als kandidaat op de kandidatenlijst worden opgenomen als zij tijdens de betreffende zittingsperiode de vereiste leeftijd van 18 jaar zullen bereiken. Op grond van artikel V 4, eerste lid, van de Kieswet kunnen zij echter niet als raadslid tot de raad toetreden: dat kan eventueel via lijstopvolging met ingang van het moment waarop de kandidaat meerderjarig wordt (Hoofdstuk W van de Kieswet).
Als de minderjarige die is gekozen nog voordat hij is toegelaten zijn raadslidmaatschap opzegt, dan wordt in de vacature voorzien op de gebruikelijke manier: degene die het hoogst is geplaatst op de lijst waarop de minderjarige die moet worden opgevolgd, is gekozen.
Artikel W 1, eerste lid, artikel H 7, eerste lid Kieswet, artikel 10, eerste lid Gemeentewet, artikel V 4, Kieswet
-
De leden van de raad stemmen zonder last. Het is prima om al vooraf kandidaten in te vullen op basis van de coalitieonderhandelngen/meerderheid, maar het is een vrije stemming; men kan ook zelf namen toevoegen en op een andere kandidaat stemmen.
06. Tussentijdse vacatures in de raad
-
Wanneer in een opengevallen plaats moet worden voorzien, wordt nagegaan of er een opvolger beschikbaar is op de lijst waarop degene die moet worden vervangen, is gekozen. Van belang voor opvolging is de volgorde van de lijst zoals die is vastgesteld na de verkiezingen door het centraal stembureau. In deze rangschikking, die dus gedurende de gehele zittingsperiode gelijk blijft, wordt van de kandidaten nagegaan of zij voor benoeming in aanmerking komen.
Kandidaten komen niet in aanmerking indien een van de gevallen genoemd in het eerste lid van artikel W 2 van de Kieswet zich voordoet. Met name de grond dat een kandidaat heeft verklaard niet voor benoeming in aanmerking te willen komen, is een reden die nogal eens voorkomt bij het vervullen van een tussentijdse vacature. De kandidaat die het hoogste op de desbetreffende lijst is geplaatst en waarbij de omstandigheden van artikel W 2, eerste lid, van de Kieswet niet van toepassing zijn, wordt benoemd verklaard door de voorzitter van het centraal stembureau. Benoemde heeft dan 28 dagen de tijd om zijn benoeming al dan niet te aanvaarden (10 dagen in geval van een tijdelijke benoeming wegens zwangerschap of ziekte). Tegelijk met de mededeling dat benoemde zijn benoeming aanneemt overlegt hij de stukken die nodig zijn voor het geloofsbrievenonderzoek. Indien de raad besluit tot toelating, kan het nieuwe lid nog in diezelfde raadsvergadering worden beëdigd.
Artikelen P 19, X 1, X 2, V 1, V 2, V 3, V 4, W 1, W 2 en X 12 van de Kieswet
-
Als er een vacature ontstaat en er op de betrokken lijst geen kandidaat meer benoembaar is (omdat er geen kandidaten meer zijn, of omdat geen van de kandidaten voor benoeming in aanmerking wenst te komen), dan wordt bezien uit hoeveel leden de gemeenteraad bestaat. Indien de gemeenteraad uit negen of elf leden bestaat, wordt door toepassing van artikel W 4 juncto P 10 van de Kieswet bepaald aan welke van de andere lijsten binnen de gemeente de zetel wordt toegekend. Dit komt er op neer dat gekeken wordt welke lijst voor een volgende restzetel in aanmerking zou zijn gekomen.
Bij gemeenteraden die uit meer dan elf leden bestaan vindt geen overgang plaats naar een andere lijst en blijft de plaats onbezet.
Als de plaats onbezet blijft, dan dient het centraal stembureau het besluit te nemen dat er geen opvolger kan worden benoemd.
Artikelen W 3, W 4 en, P 10 en P 13 van de Kieswet
-
Het kan voorkomen dat een raadslid niet per direct maar met ingang van een bepaalde datum ontslag neemt. De procedure bij zo’n tussentijdse vacaturevervulling op termijn is gelijk aan een normale tussentijdse vacaturevervulling, maar het centraal stembureau kan niet eerder een opvolger benoemen dan op de dag met ingang waarvan deze termijn is verstreken. De officiële procedure van benoeming kan dus pas starten op de datum die het raadslid dat ontslag gaat nemen, heeft aangegeven in zijn brief.
Artikel X 2 en W 1 van de Kieswet
-
Een raadslid dat ontslag heeft genomen blijft gedurende de gehele zittingsperiode op de lijst staan zoals die na de verkiezing is vastgesteld door het centraal stembureau. Bij een andere openvallende vacature moet dit raadslid, indien geen hoger geplaatste kandidaat voor benoeming in aanmerking komt, worden benoemd. Het is echter mogelijk dat een raadslid een verklaring heeft getekend waarin staat dat hij niet voor benoeming in aanmerking wenst te komen. Deze verklaring kan aangeven dat betrokkene niet voor een specifieke vacature (bijvoorbeeld de vacature ontstaan door het vertrek van raadslid X) in aanmerking wil komen of voor alle vacatures die nog zullen openvallen op de lijst waarop betrokkene is geplaatst.
Artikel W 2, eerste lid onder d, van de Kieswet
-
Nee. Een lid van de gemeenteraad dat zijn ontslag heeft ingediend, blijft lid van de raad totdat is besloten tot toelating van zijn opvolger. Dit geldt ook als hij ontslag heeft genomen met ingang van een bepaald tijdstip.
Het lidmaatschap eindigt wel onmiddellijk zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat het lid van het vertegenwoordigend orgaan een van de vereisten voor het lidmaatschap niet (meer) bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult. Ook al dient betrokkene in het laatstgenoemde geval eventueel ook een ontslagbrief in, toch eindigt zijn lidmaatschap onmiddellijk en blijft betrokkene niet aan totdat beslist is over toelating van zijn opvolger.
Artikelen X 6, X 1, en X 5 van de Kieswet