GPK: parkeren met een GPK
-
Ja. Wanneer iemand alleen gedurende een paar dagen per week gebruik maakt van de gereserveerde parkeerplaats (bijvoorbeeld bij zijn werk) kan de werking van het bord worden beperkt tot die dagen of uren. Zie hiervoor ook publicatie 134 “Richtlijn parkeerbebording’ van het CROW.
-
Ja. De bestuurder van een brommobiel moet zich immers houden aan de regels die gelden voor motorvoertuigen (zie artikel 2a van het RVV 1990). Dus kan voor een dergelijk voertuig indien gewenst een gereserveerde parkeerplaats worden aangewezen. Zie hiervoor ook publicatie 134 “Richtlijn parkeerbebording’ van het CROW.
-
Ja. In beginsel moet iedereen betalen, dus ook voor het parkeren van voertuigen waarin een GPK aanwezig is. Zelfs wanneer een gehandicaptenvoertuig, die in beginsel overal mag worden neergezet, op een reguliere (gehandicapten)parkeerplaats wordt geparkeerd moet daarvoor in beginsel worden betaald. Gemeenten zijn vrij (autonomie) om voertuigen waarin een GPK aanwezig is en gehandicaptenvoertuigen geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van de betaalplicht. Wanneer gemeenten geen of slechts een gedeeltelijke vrijstelling van de betaalplicht invoeren is het advies om goede voorzieningen te treffen zodat de gehandicapten zonder problemen aan de (gedeeltelijke) betaalplicht kunnen voldoen. Zie hiervoor ook publicatie 134 “Richtlijn parkeerbebording’ van het CROW.
Wegenverkeerswet
-
Moeder en zoon wonen naast elkaar. De zoon heeft de vergunning aangevraagd voor een uitwegvergunning vanaf het perceel van zijn moeder. Moet de uitweg gaan over het perceel van de aanvrager naar de openbare weg of ben je vrij dat voor het buurperceel aan te vragen vgl. bouwvergunning?
Een uitwegvergunning is zaaksgebonden en niet persoonsgebonden. Dus ook een derde kan een vergunning aanvragen voor het perceel van een ander. -
In de Wegenwet, art. 14. Dit artikel wordt vaak verkeerd uitgelegd. Met ‘uitwegen’ wordt bedoeld dat de woning omsloten is door een perceel van een ander en dat de ander dan ook toestemming moet geven om via dat perceel de woning te kunnen verlaten. Hoeft niet per definitie op een auto te slaan maar het uitwegen kan ook bedoeld zijn voor personen (bijvoorbeeld van de voordeur naar de openbare weg.)
-
Ja. Zie Uitspraak LJN AJ 3358 (Antwoord aangepast n.a.v. deze uitspraak.)
-
Bijv. bescherming straten of wijken met een bijzonder architectonisch beeld of wijken met een beschermd stadsgezicht.
-
Ja.
-
Volledigheidshalve maken we een uitsplitsing tussen de uitweg op eigen perceel en de uitweg op de openbare weg. Voor de uitweg op eigen perceel is de particulier zelf verantwoordelijk. Voor de uitweg op de openbare weg is de gemeente verantwoordelijk. De gemeente kan als beheerder van de openbare weg eisen dat alleen zij werken verricht aan de weg. De gemeente kan de kosten hiervan verhalen op de aanvrager.
-
Ja. De uitrit moet wel voldoen aan de fysieke kenmerken van een uitrit; o.a. een verlaagde stoeprand.
-
In de Model-APV art. 2.1.5.3 (zie boven) staan de belangen genoemd die afgewogen kunnen worden bij het verlenen van een uitwegvergunning.
Wet- en regelgeving
-
Indien een aanvrager, bijvoorbeeld uit veiligheidsoverwegingen, niet is ingeschreven in het GBA, dan is de minister van Infrastructuur en Milieu (Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen) bevoegd om een verklaring af te geven. Adres: CBR, Divisie Rijvaardigheid, Postbus 3012, 2280 GA Rijswijk. Telefoon 070-4130200.