Combinatie opvangvormen
-
De gemeente moet dan aan de subsidie de voorwaarde verbinden dat een strikte financiële scheiding van het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang wordt aangehouden.
Ook kan de voorwaarde worden gesteld dat voor het peuterspeelzaalwerk een aparte stichting wordt opgericht. Er kan ook een koepelorganisatie worden opgericht bestaande uit een commerciële organisatie en een stichting. De gemeente dient dan aan de subsidie de voorwaarde te verbinden dat de organisatie een absolute scheiding van de boekhouding aanhoudt.
Gaat men over tot een verregaande vorm van integratie, dat wil zeggen dat de peuters worden opgevangen in de kinderopvanggroepen, dan dient de gemeente kostprijsafspraken met de organisatie te maken. De gemeente koopt dan in feite peuterspeelzaalplaatsen in bij de kinderopvangorganisatie. Het is wel belangrijk om beleidsinhoudelijk voorwaarden in de overeenkomst op te nemen.
- zie ook pagina 34 van de Handreiking Harmonisatie Voorschoolse voorzieningen voor gemeenten (pdf)
-
De kinderen uit de kinderopvanggroep spelen soms in de ruimte van de peuterspeelzaal en vice versa, bijvoorbeeld om gezamenlijk VVE te volgen.
In principe is deze combinatie mogelijk. Echter voor kinderen van ouders die een belastingtoelage voor kinderopvang ontvangen is het noodzakelijk dat de opvang is opgenomen in het Register kinderopvang.
Volgens de interpretatie van het ministerie van OCW (thans SZW) is het in die zin niet toegestaan dat ‘kinderopvangkinderen’ een deel van de tijd doorbrengen in de peuterspeelzaal. Een combinatie andersom kan wel. Dus een gezamenlijke VVE groep kan wel in de kinderopvang worden ondergebracht.
Doelgroepbepaling
-
De doelgroepbepaling is gemeentelijk beleid. Het ministerie stelt alleen minimum eisen betreffende het aantal doelgroeppeuters.
-
Er is een Handreiking Voorschoolse educatie gepubliceerd.
Deze biedt handvatten om de doelgroep te bepalen en er voor te zorgen dat alle doelgroepkinderen gebruik gaan maken van voorschoolse educatie. Via het LEA overleg kunnen afspraken gemaakt worden over het bepalen van de doelgroep. Met consultatiebureaus en CJG kunnen afspraken gemaakt worden over signalering, toeleiding naar - en werving voor de VVE.
De gemeente mag zelf dus bepalen welke doelgroepbepaling er aan wordt gehouden. Gemeenten hoeven alleen verantwoording af te leggen voor het aantal doelgroepkinderen, bepaald door de vertaling van de gewichtenregeling PO naar de voorschoolse educatie.
-
Financiering toezicht
-
Er is 4 miljoen beschikbaar voor toezicht op peuterspeelzalen en 1 miljoen voor voorschoolse educatie. In de september circulaire van 2009 van het ministerie van BZK is de verdeling bekend gemaakt.
Financiering VVE
-
Volledige vraag
Waarom moet een kinderopvangorganisatie die subsidie van de gemeente krijgt voor bijvoorbeeld VVE of voor plaatsen die de gemeente voor peuters inkoopt een gescheiden boekhouding voeren?Antwoord
Publieke en private middelen moeten gescheiden worden opgenomen in de boekhouding van de kinderopvangorganisatie, omdat een gemeentelijke subsidie niet mag leiden tot marktverstoring in de kinderopvang.De kinderopvang is een marktsector en een publieke subsidie kan zorgen voor een oneerlijke concurrentiepositie. Europese regels verbieden staatssteun, omdat dit ondernemeingen zodanig begunstigt dat de mededinging op de Europse markt wordt belemmerd. De publieke subsidie mag in geen geval worden gebruikt voor de private activiteiten van de organisatie.
Meer informatie
- Handreiking Harmonisatie Voorschoolse voorzieningen voor gemeenten
(VNG april 2010, pdf) Pagina 36 - 'Alert blijven op machtsverstoring door subsidies' - Bestuurlijk-juridische vormgeving samenwerking kinderopvang, peuterspeelzalen en scholen
(website Berenschot)
- Handreiking Harmonisatie Voorschoolse voorzieningen voor gemeenten
Harmonisatie
-
Wij adviseren gemeenten samenwerkingsconstructies voor kinderopvang en peuterwerk via een aanbestedingsprocedure toe te wijzen.
Kwaliteit toezicht
-
De ministeriele beleidsregels zijn het kader voor de toezichthouder. Het toezicht voor de peuterspeelzalen wordt net als bij de kinderopvang gedaan door de GGD. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de educatieve kwaliteit van de voorschoolse educatie, mede op basis van signalen van de GGD over de voorschoolse educatie.
Kwaliteitseisen
-
Per 1 augustus 2010 is er een landelijk kwaliteitskader peuterspeelzalen waaraan alle peuterspeelzalen moeten voldoen:
- Leidster kind ratio is 1:8
- Maximale groepsgrootte is 16 kinderen
- Minimaal 1 leid(st)er op een groep van maximaal 16 kinderen heeft een opleiding SPW-3 of vergelijkbaar
-
Volledige vraag
Heeft de gemeente een financiële verplichting om een peuterspeelzaal in stand te houden? Wij hebben twee peuterspeelzalen die resp. twee en vier ochtenden open zijn vanwege een te laag kindertal. Er zijn geen VVE-doelgroepkinderen aangemerkt in onze gemeente. De peuterspeelzaal is een onderdeel van een Stichting met kinderopvang en bso, de exploitatie wordt heel kostbaar.Antwoord
Dat er geen VVE-doelgroepkinderen in uw gemeente zijn aangemerkt door het Ministerie, hoeft niet te betekenen dat u geen doelgroepkinderen in de gemeente heeft. Het Ministerie gebruikt voor het vaststellen van de subsidie de vuistregel van 75% van de gewichtenleerlingen in groep 1 en 2 om het aantal doelgroepkinderen in uw gemeente te berekenen. Dit betreft dus een berekening en geen feitelijk aantal.U zult voor uw eigen gemeente dus feitelijk moeten bepalen hoeveel doelgroepkinderen u daadwerkelijk heeft. Hieruit kan blijken dat u inderdaad geen doelgroepkinderen heeft, maar het kan ook zijn dat u deze wel heeft. U voldoet ook pas aan uw wettelijke plicht als u voor alle doelgroepkinderen in uw gemeente een VVE-plaats heeft. U bent niet verplicht een peuterspeelzaal in stand te houden, maar wel dus voor wat betreft het VVE-aanbod, ook als u hier geen subsidie van het rijk voor ontvangt.
-
Volledige vraag
Is met de inwerkingtreding van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen de (grondslag voor) verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen vervallen? Of kunnen we nog op grond van die verordening handhavend optreden?Antwoord
De artikelen over melding en registratie (en toezicht) zijn nog niet in werking getreden. Het landelijk register wordt in het 2e kwartaal 2011 ontwikkeld. Zodra het register gereed is zullen de artikelen in werking treden.Tot die tijd kunt u uw eigen systeem handhaven. Maar, let wel op dat de kwaliteitsregels, met uitzondering van de ruimte- en inrichtingseisen, thans in en van uit de wet vastgesteld zijn. Een vergunning moet dus verstrekt worden op basis van de landelijke regels en de aanvullende lokale bepalingen (modelverordening). Op grond hiervan kunt u dus ook handhavend optreden.
-
De Wet is in deze echt leidend, u kunt dit dus niet anders aanpakken. Zie hiervoor de Beleidsregels kwaliteit peuterspeelzalen.
Stagiaires kunnen boventallig worden ingezet. Zij hebben ?on the job? begeleiding nodig. Een vrijwilliger kan daarom geen stagiair zijn. In tegenstelling tot een vrijwilliger kost een stagiaire de nodige opleidingstijd, dit betekent extra belasting van de beroepskracht.
-
In de Wet kinderopvang en kwaliteit peuterspeelzalen staat in Artikel 2.1 het begrip beroepskracht uitgewerkt: Beroepskracht: Degene die werkzaam is bij een peuterspeelzaal, bezoldigd is en belast is met de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen en die voldoet aan de opleidingseisen als bedoeld in artikel 2.6, tweede lid. In de wet staat dus dat een beroepskracht bezoldigd moet zijn.