Belangenverstrengeling
-
Het is verstandig dat een volksvertegenwoordiger in de discussie aangeeft dat een mogelijk persoonlijk belang aan de orde is. Dan kan hij of zij besluiten niet deel te nemen aan het debat en aan de stemming over het onderwerp. Binnen de fractie, met de fractievoorzitter en/of de voorzitter van het bestuursorgaan kan dit vooraf worden afgestemd. Door daar open over te zijn, kan worden voorkomen dat een besluit wordt vernietigd of dat de verhoudingen in de raad vertroebeld raken. Wat de gemeenteraad als geheel kan doen ligt vooral in de preventieve sfeer; in zijn algemeenheid, maar vooral ook in een concrete situatie. Dat betekent dat op het moment dat het op stemming aankomt, de gemeenteraad of de voorzitter van de raad ervoor waarschuwt dat het te nemen besluit aanvechtbaar zou kunnen zijn. De gemeenteraad dient er als collectief voor te waken dat raadsleden die een persoonlijk belang hebben, de besluitvorming beïnvloeden. Maar uiteindelijk blijft het individuele raadslid degene die beslist tot deelname aan de stemming: een raadslid stemt immers op grond van artikel 27 Gemeentewet zonder last.
Benoeming college
-
Dat hoeft niet, een combinatie van voltijd- en deeltijdwethouders is mogelijk. Als de raad besluit dat het wethouderschap in deeltijd wordt uitgeoefend is ook lid 3 van art. 36 Gemeentewet, dat het aantal wethouders regelt, van belang. Het aantal wethouders bedraagt in geval van deeltijdwethouders ten hoogste 25% van het aantal raadsleden (terwijl dit 20% is bij alleen voltijdwethouders), met dien verstande dat de tijdsbestedingsnorm van de wethouders gezamenlijk ten hoogste 10% meer bedraagt dan de tijdsbestedingsnorm van de wethouders gezamenlijk als er alleen voltijdwethouders zouden zijn.
Meer informatie over het aantal wethouders, voltijd en deeltijd.
-
Indien de aanstelling binnen de grenzen blijft die de Gemeentewet stelt is daar geen apart raadsbesluit voor nodig. De raad stelt immers zelf de wethouders aan: in het coalitieakkoord geven de partijen kennelijk aan dat een uitbreiding van het aantal wethouders gewenst is. Het benoemingsbesluit van elke wethouder geeft aan dat de raad de uitbreiding van wethouders accordeert en er derhalve ook budget voor beschikbaar stelt. Indien de partijen in de raad een andere oplossing wensen kunnen ze dat in het debat aangeven.
-
Het besluit om aan een benoemde wethouder ontheffing van de verhuisplicht is genomen terwijl niet alle raadszetels op dat moment vervuld waren. De mogelijkheid dat de raad aan een wethouder ontheffing verleent van het vereiste van ingezetenschap is geregeld in artikel 36a, tweede lid van de Gemeentewet. In dat artikel zijn geen specifieke eisen gesteld aan de stemming over die ontheffing. In artikel 29 van de Gemeentewet is het stemquorum geregeld: een stemming is alleen geldig als meer dan de helft van de leden die zitting hebben en die zich niet van stemming moeten onthouden, aan de stemming heeft deelgenomen. Op grond van artikel 29 Gemeentewet is er sprake van een geldige stemming als minimaal de helft van de raadsleden deelnemen aan de stemming.
-
Er is geen deadline voor de benoeming van het nieuwe college. De vraag wanneer een nieuw college tot stand komt is aan de lokale politiek zelf. Het zou zinloos zijn om te proberen aan de collegeformatie een juridische deadline te stellen, al was het maar omdat je dan ook zou moeten invullen wat er moet gebeuren als die datum niet wordt gehaald, en men kan moeilijk iemand die dat niet wil dwingen een wethouderschap te aanvaarden. De situatie in de tussenliggende periode is geregeld in artikel 42 Gemeentewet: in beginsel blijven de zittende wethouders in functie totdat de raad tenminste de helft van het nieuwe college heeft benoemd en die benoemingen zijn aanvaard. Op grond van het eerste lid treden na de verkiezingen de (zittende) wethouders af op het moment dat ten minste de helft van het in artikel 36 (Gemeentewet) bepaalde aantal (nieuwe) wethouders is benoemd en die benoemingen zijn aangenomen. Op grond van het tweede lid treedt de burgemeester in de plaats van het college als (in de tussenliggende periode) zoveel wethouders ontslag nemen of worden ontslagen dat het aantal onder de helft van het in artikel 36 (Gemeentewet) bepaalde aantal wethouders zakt. Die kans wordt bij een zeer langdurige formatie uiteraard snel groter. De burgemeester treedt op dat moment in de plaats van het college en handelt vooral lopende zaken af. Het zou politiek onhandig zijn, hoewel juridisch toegestaan, om ingrijpende besluiten namens het college te nemen.
-
De wet zegt hier niets over. Het is aan de betreffende partij zelf hoe hier mee om te gaan.
-
Hoe kandidaat-wethouders worden gerekruteerd en hoe lijsten met kandidaat-wethouders worden vastgesteld is aan de (lokale) politieke partij zelf. Vaak gebeurt het vaststellen van de lijst tijdens een algemene ledenvergadering. In 2014 is in Bestuurswetenschappen (2014 (68) 2) een artikel gepubliceerd over de rekrutering en voordracht van wethouders. Dit artikel is vooral gebaseerd op een aantal interviews met wethouders.
-
Iedere wethouder heeft een eigen en volledige stem in het college, ongeacht of hij voltijd of deeltijd wethouder is. Dat betekent dat de normale regels inzake stemmen en stemming in het college van burgemeester en wethouders van toepassing zijn op deeltijdwethouders. Het benoemen van deeltijdwethouders is feitelijk een uitbreiding van het aantal wethouders. Twee deeltijdwethouders op één post is formeel niet verboden. De gemeente bepaalt dit zelf. Wel moet er worden gelet op het wettelijk vastgelegde maximum aantal wethouders en het maximale aantal fte (artikel 36 Gemeentewet). Enig contract dat het stemrecht van een bestuurder zou beperken is dus niet aan orde. Sterker nog, een contract dat het stemrecht van een bestuurder beperkt, is een nietig contract (zie naar analogie van artikel 27 van de Gemeentewet, MvT, Kamerstukken II 19403, nr. 3, p 85). Het college stemt op basis van collegiaal bestuur. Het VNG Model Reglement van orde voor vergaderingen en werkzaamheden van het college werkt in artikel 7 de Stemmingen in de collegevergadering uit. De opgenomen regeling komt erop neer dat in principe slechts wordt gestemd indien één van de leden dat wenst. In dit verband is het wellicht handig om de tabel te bekijken zoals die is opgenomen op de VNG-site en waarin gemeentegrootte, het aantal wethouders en de tijdbestedingsnorm overzichtelijk zijn samengebracht. Over het voorgaande kan ook de griffier van de gemeente geraadpleegd worden. De griffier is in de regel goed op de hoogte van de plaatselijke situatie en op basis daarvan een op maat gesneden advies geven.
-
Een wethouder mag niet tegelijkertijd raadslid zijn noch in de gemeente waar hij wethouder is noch in een andere gemeente. Maar artikel 36b, lid 2 Gemeentwet maakt hierop voor bepaalde gevallen tijdelijk een uitzondering. Hier wordt onder meer bepaald dat in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l Gemeentwet, een wethouder tevens lid kan zijn van de raad van de gemeente waar hij wethouder is gedurende het tijdvak dat aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden. Het is daarom mogelijk dat een demissionaire wethouder tevens raadslid kan zijn.
-
Over de toelating van gekozen raadsleden tot de raad is in artikel V4 van de Kieswet bepaald dat de 'oude' raad na de verkiezingen onderzoekt of het kandidaat-raadslid voldoet aan vereisten voor het lidmaatschap van de raad (art 10 Gemeentewet)) en of hij geen verboden betrekkingen bekleedt (artikel 13 Gemeentewet). Als een gekozen raadslid zijn kennisgeving van benoeming heeft ingeleverd en voldoet aan de vereisten van artikel 10 en 13 Gemeentewet, dan moet hij worden toegelaten.
Als er bij het geloofsbrievenonderzoek blijkt van 'verboden handelingen' (art 15 Gemeentewet) dan moeten daar afspraken over gemaakt worden. Zie verder ook: Wat wordt er met geloofsbrief bedoeld?
-
Het is mogelijk dat iemand met een andere nationaliteit dan de Nederlandse benoemd wordt tot wethouder op grond van artikel 10 juncto artikel 36a Gemeentewet. Voor het wethouderschap is het bezit van een Nederlandse nationaliteit niet vereist. Wel dient deze persoon onderdaan te zijn van een lidstaat van de Europese unie en voldoen aan de vereisten van artikel 10, eerste lid Gemeentwet.
-
Ja, dit is mogelijk. De Gemeentewet schrijft niet voor dat het coalitieprogramma eerst aan de raad moet worden voorgelegd alvorens wethouders kunnen worden benoemd. Sterker nog, de wet stelt het opstellen van een collegeprogramma überhaupt niet verplicht. De Gemeentewet bepaalt alleen in artikel 35 lid 2 dat de burgemeester wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de collegeonderhandelingen, dit met het doel zijn opvattingen over voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma kenbaar te maken. Die uitkomst kan ook zijn dat het collegeprogramma nog niet rond is. Er zijn gemeenten die helemaal niet meer met een collegeprogramma werken, maar dit op andere manieren oplossen. U kunt nog kijken of uw Reglement van orde voor de raad hierover iets regelt. In het VNG Modelreglement hebben wij hierover geen bepaling opgenomen.