2. Raadsvergaderingen
-
Een raadslid stemt altijd zonder last (artikel 27 Gemeentewet) en is in principe ook gehouden om zijn of haar stemrecht in de raadsvergadering uit te oefenen, tenzij dat op grond van artikel 28 Gemeentewet onverstandig zou zijn. Stemmen is een fundamenteel recht van een gekozen volksvertegenwoordiger. Als een raadslid zich niet van stemming hoeft te onthouden, is het volgens de VNG zelfs een plicht. Dat staat niet met zoveel woorden in de wet, maar het vloeit wel voort uit het mandaat dat een raadslid van de kiezer heeft gekregen.
Het is een raadslid dus niet op voorhand verboden om mee te stemmen. Een raadslid wordt echter geacht niet deel te nemen aan de stemming als het een aangelegenheid betreft die hem of haar rechtstreeks persoonlijk aangaat (artikel 28 Gemeentewet). Het is aan het raadslid zelf om te beoordelen of er sprake is van een belang dat in de weg staat aan deelname aan de beraadslaging en stemming. Andere raadsleden, leden van het college en de burgemeester kunnen een raadslid er wel op aanspreken.
3. Commissies
-
De raad kan burgerraadsleden in commissies benoemen. Grondslag daarvoor is artikel 82 lid 3 Gemeentewet. Commissieleden, evenals raadsleden, moeten voldoen aan wat is bepaald in de artikelen 10, 11, 12 en 13 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij 18 jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken en geen functie als bedoeld in artikel 13 van de wet mogen vervullen.
Om te beoordelen of wordt voldaan aan de eisen van de wet ligt het voor de hand om gebruik te maken van een geloofsbrievenonderzoek. Het verdient aanbeveling dit onderzoek te laten uitvoeren door de commissie die voor raadsleden en wethouders het op basis van artikel V 4 van de Kieswet verplichte geloofsbrievenonderzoek uitvoert. De vereisten die onderzocht moeten worden zijn immers gelijk. Dit onderzoek (alleen naar de niet-raadsleden) gaat vooraf aan het raadsbesluit waarmee de commissieleden benoemd worden.
-
Burgerraadsleden zijn ook wel bekend als duo-raadsleden, fractievertegenwoordigers of fractievolgers. Het gaat om personen die namens de partij op de kandidatenlijst hebben gestaan, maar niet verkozen zijn tot raadslid. Zij kunnen de fractie (politiek-inhoudelijk) ondersteunen door bijvoorbeeld de fractie te vertegenwoordigen in raadscommissies en zij nemen ook deel aan vergaderingen van de fractie. Burgerraadsleden hebben geen stembevoegdheid (zij zijn tenslotte niet gekozen) en nemen ook niet deel aan de raadsvergaderingen (zij zijn tenslotte geen raadslid).
Er bestaan goede redenen om de positie van fractievertegenwoordigers of burgerraadsleden niet gelijk te stellen met die van echte raadsleden. Fractievertegenwoordigers zijn niet gekozen. Zij hebben géén mandaat en zijn géén volksvertegenwoordigers, en dat is een principieel verschil. Gemeenteraden doen er dan ook goed aan terughoudend te zijn om burgerraadsleden en échte gemeenteraadsleden gelijk te schakelen. Op dit punt moet onderscheid tussen hulpstructuur en hoofdstructuur blijven bestaan. Duidelijkheid hierover is ook in het belang van de raad zelf.
4. College
-
Dat hoeft niet, een combinatie van voltijd- en deeltijdwethouders is mogelijk. Als de raad besluit dat het wethouderschap in deeltijd wordt uitgeoefend, is ook artikel 36 lid 3 Gemeentewet van belang. Het aantal wethouders bedraagt in geval van deeltijdwethouders ten hoogste 25% van het aantal raadsleden (terwijl dit 20% is bij alleen voltijdwethouders), met dien verstande dat de tijdsbestedingsnorm van de wethouders gezamenlijk ten hoogste 10% meer bedraagt dan de tijdsbestedingsnorm van de wethouders gezamenlijk als er alleen voltijdwethouders zouden zijn.
Meer informatie over het aantal wethouders, voltijd en deeltijd.
-
Als de aanstelling binnen de grenzen blijft die de Gemeentewet stelt, is daar geen apart raadsbesluit voor nodig. De raad stelt immers zelf de wethouders aan: in het coalitieakkoord geven de partijen kennelijk aan dat een uitbreiding van het aantal wethouders gewenst is. Het benoemingsbesluit van elke wethouder geeft aan dat de raad de uitbreiding van wethouders accordeert en er derhalve ook budget voor beschikbaar stelt. Indien de partijen in de raad een andere oplossing willen, kunnen ze dat in het debat aangeven.
-
Uitgangspunt van de besluitvorming in de raad is de kenbaarheid en de openbaarheid. Op basis van artikel 31 Gemeentewet is uitsluitend de stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geheim. De stemming over een motie van wantrouwen valt hier niet onder en is daarom gewoon openbaar (artikel 32 Gemeentewet).
Als een uitspraak van de raad, inhoudende de opzegging van zijn vertrouwen in een wethouder, er niet toe leidt dat de betrokken wethouder onmiddellijk ontslag neemt, kan de raad besluiten tot ontslag. Artikel 31 Gemeentewet (geheime stemming) is wel van toepassing op de stemming over het ontslag. Dit is geregeld in artikel 49 Gemeentewet.
-
Dat is mogelijk en gezien het vereiste van een voltallige raad ook wenselijk. Artikel 13 lid 1 sub l en artikel 36 lid 1 sub l Gemeentewet regelen over en weer dat het raadslidmaatschap en het wethouderschap onverenigbaar zijn. De leden 2 sub a van deze artikelen geven als uitzondering de periode na de verkiezing tot het moment van aftreden van de wethouders.
Het is dus mogelijk om beide functies te vervullen: een raadslid dat tot wethouder is benoemd kan beide functies uitoefenen totdat de goedkeuring van de geloofsbrieven van zijn of haar opvolger onherroepelijk is geworden. Indien dit proces al eerder is voltooid, kan in dezelfde vergadering de wethouder worden benoemd en zijn opvolger in de raad worden beëdigd.
-
In principe mag een wethouder niet tegelijkertijd raadslid zijn, noch in de gemeente waar hij wethouder is, noch in een andere gemeente. Maar artikel 36b, lid 2 Gemeentewet maakt hierop voor bepaalde gevallen tijdelijk een uitzondering. Hier wordt onder meer bepaald dat een wethouder tevens lid kan zijn van de raad van de gemeente waar hij wethouder is gedurende het tijdvak dat aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden.
-
De wet verplicht dit niet. Artikel 35 Gemeentewet bepaalt alleen dat de raad de wethouders benoemt en dat de burgemeester wordt geïnformeerd over de college-onderhandelingen en hierover zijn opvattingen kenbaar kan maken. Dit laatste is vanwege het feit dat de burgemeester deel uitmaakt van het college.
Hoewel de wet het niet verplicht is het wel raadzaam de raad van te voren in te lichten. Vaak zal een deel van de raad, de coalitiepartijen, al wel op de hoogte zijn van de voor te dragen wethouders. Het is verder een interne kwestie hoe hier binnen de gemeente mee wordt omgegaan. Doorgaans wordt de raadsagenda ook besproken in het presidium zodat ook daar de verdeling al bekend zal zijn.
-
De algemene procedure voor het vrijwillig ontslag van een wethouder is beschreven in artikel 43 van de Gemeentewet. Een wethouder kan ten alle tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat in óf meteen, óf met ingang van de dag gelegen een maand na de dag waarop de wethouder ontslag heeft genomen of zo veel eerder als de opvolger van de wethouder de benoeming heeft aangenomen. De wet regelt hier geen ontslagbesluit van de raad.
-
Artikel 41b van de Gemeentewet geeft een regeling voor het vervullen van nevenfuncties door een wethouder. Volgens het derde lid moet een wethouder openbaar maken welke andere betaalde en onbetaalde functies hij naast het wethouderschap vervult. Dit moet terstond na de benoeming als wethouder of aanvaarding van een nieuwe nevenfunctie.
Deze verplichting geldt ongeacht of het wethouderschap voltijds dan wel in deeltijd wordt vervuld. Een wethouder die zijn ambt voltijds vervult, is daarnaast verplicht zijn inkomsten uit deze nevenfuncties openbaar te maken (vierde lid). Het is daarbij niet van belang of het nevenfuncties bij publieke of private organisaties betreft.
De neveninkomsten moeten uiterlijk op 1 april, na het kalenderjaar waarin ze zijn genoten, openbaar worden gemaakt. Deze datum is om praktische redenen gekozen. Omdat in de eerste maanden van het jaar de jaaropgave voor de inkomstenbelasting wordt verstrekt, bestaat er voldoende gelegenheid de informatie van de jaaropgave over te nemen en openbaar te maken.
De verplichting inkomsten uit nevenfuncties openbaar te maken, geldt niet voor een wethouder die zijn ambt in deeltijd vervult. De reden voor deze uitzondering is dat het voor de hand ligt dat een wethouder die zijn ambt in deeltijd vervult nog andere functies bekleedt en dat publieke verantwoording daarover niet aan de orde is.
-
Het kan voorkomen dat gekozen, benoemde en toegelaten raadsleden in het nieuwe college wethouder worden. Op het moment dat het college benoemd wordt, zijn zij nog raadslid. Het raadslid X mag dan bij het benoemingsbesluit meestemmen over de benoeming van wethouder X (raadslid en wethouder X zijn dezelfde persoon). De Gemeentewet regelt namelijk dat voor deze specifieke situatie een wethouderschap en lidmaatschap van de raad tijdelijk geen onverenigbare betrekkingen zijn (artikel 13 lid 2 Gemeentewet).
De aanstaande wethouder mag dus meestemmen over de eigen benoeming, hoewel men zou kunnen redeneren dat het een zaak is die hem of haar rechtstreeks aangaat. Een andere conclusie zou bijzonder onwenselijke gevolgen hebben: als de kandidaat-wethouder immers niet zou meestemmen, verschuift de machtsverhouding in de raad, zeker als de beoogde coalitie een krappe meerderheid heeft van één stem. De uiterste consequentie zou zijn dat er dan geen college tot stand kan komen, hoewel daarvoor wel een (zij het minieme) meerderheid in de raad is.