Tijdens het rondetafelgesprek staat het thema woonfraude centraal. Woonfraude kent diverse vormen en vindt zijn oorsprong in een verschil van feitelijke bewoning op een adres ten opzichte van de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). De Wet BRP verplicht gemeenten tot inschrijving als iemand rechtmatig en in het komende half jaar minimaal 3 maanden in een gemeente woont. Dit kan dus ook op een adres zijn waar feitelijk geen bewoning kan/mag plaatsvinden. De BRP bevat persoonsgegevens van inwoners van Nederland (ingezetenen) en van personen die Nederland hebben verlaten of een relatie hebben met de Nederlandse overheid (niet ingezetenen). Als iemand verhuist naar het buitenland dan worden de persoonsgegevens aangepast, betrokkene wordt niet-ingezetene binnen de BRP. Dit is het Registratie Niet-Ingezetenen (RNI) waarvoor de Minister verantwoordelijk is. Mensen die korter dan 4 maanden in Nederland verblijven, kunnen zich laten registreren als niet-ingezetene in de RNI en een Burgerservicenummer verkrijgen. Dat is van belang bij tijdelijk werk of studie in Nederland.

Gemeenten beheren persoonsgegevens van ingezetenen in de BRP. Een groot aantal overheidsorganisaties en bestuursorganen (zoals belastingdienst en pensioenfondsen) mogen voor hun taakuitvoering gebruik maken van de gegevens in de BRP. Het CBS heeft op basis van een steekproef in 2016 geconstateerd dat het percentage personen dat correct op een adres geregistreerd staat 96,26% betreft. Het percentage correct geregistreerde adressen is geschat op 93,56%. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om de juistheid van de in de BRP opgenomen gegevens vast te stellen.