Volledige vraag
Stel dat uit het RDW blijkt dat een uitkeringsontvanger een auto of een ander geregistreerd voertuig (brommer, motor, camper, boot) op zijn naam heeft gekregen. Is dit direct aanleiding om een boete op te leggen?


Bespreking
Daar is niet zonder meer ‘ja’ of ‘nee’ op te antwoorden. Dit hangt af van de omstandigheden.

In artikel 17, eerste lid WWB staat:
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.

Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.

De vraag is nu of het verwerven van de voertuig een feit is waarvan het de uitkeringsontvanger redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat het van invloed kan zijn op het recht op bijstand.
En dat zal individueel bepaald moeten worden. Weet de uitkeringsontvanger bijvoorbeeld dat voertuigen die minder dan een bepaald bedrag waard zijn of een bepaalde leeftijd hebben niet meetellen voor het vermogen? Heeft iemand een auto gekocht van zijn spaargeld die op grond van het gemeentelijk beleid wordt vrijgelaten en hij is op de hoogte van die regels? Dan is een boete opleggen eigenlijk niet aan de orde. Hij wist namelijk dat het geen invloed had op het recht op bijstand. En in dat geval is er geen sprake van een schending van de inlichtingenplicht op grond van artikel 17, eerste lid WWB.

Dit is wel lastig voor de gemeente, want die wil weten hoe het voertuig is bekostigd (bijvoorbeeld ontvangen erfenis of verzwegen inkomsten) en of de waardebepaling van het voertuig door de uitkeringsontvanger wel overeenkomt met hun eigen waardebepaling. Bovendien kan er sprake zijn van handel (en dus van inkomsten). De gemeente zal dus ook moeten weten hoe vaak iemand voertuigen inkoopt en verkoopt.

Blijkt achteraf sprake te zijn van een voertuig met een te hoge waarde, of er is sprake van (auto)handel, dan is een schending van de inlichtingenplicht helder en kan een boete worden opgelegd.

De vraag of een boete of waarschuwing moet worden opgelegd is eenvoudiger als iemand maandelijks een verklaring moet inleveren, waarop expliciet gevraagd wordt naar voertuigbezit.
In dat geval is het namelijk een onwaarheid als hij invult dat hij geen voertuig heeft verworven. Datzelfde geldt als hij dit niet aangeeft op een statusformulier waarop hier expliciet naar wordt gevraagd.

Belangrijke informatie
Bovenstaande betekent niet dat het bezit van voertuigen niet belangrijk is. Het is heel zinvol om dit goed in de gaten te houden. Wij adviseren ook om wel nadere informatie te vragen als blijkt dat iemand een voertuig heeft aangeschaft. Want stel dat iemand een bestelauto heeft gekocht, dan is het toch interessant om te weten waar hij die voor nodig heeft (zwart werk?). Of iemand rijdt ineens in een "oud barrel" rond. Waar is die van betaald? Of iemand koopt al voor de vierde keer in korte tijd een andere auto. Is dat geen handel?

Kortom, het enkele feit dat het niet melden van voertuigbezit niet in alle gevallen tot een boete leidt, wil niet zeggen dat er geen aanleiding is om nader onderzoek te doen. Dat is – zoals we hierboven hebben betoogd – juist heel belangrijk. Alleen dat staat los van de vraag of een boete opgelegd kan worden wegens schending van de inlichtingenplicht.

Noot redactie: Bovenstaande is uiteraard ook van toepassing op andere registergoederen zoals aanhangers, boten en caravans geregistreerd bij de RDW