Volledige vraag
Veel gemeenten kiezen ervoor om het vragen van de zienswijze schriftelijk af te handelen. De vraag die daarbij speelt is of bij het schriftelijk vragen van de zienswijze ook de cautie gegeven moet worden? 


Bespreking

Als het voornemen bestaat om een boete op te leggen, dan moet de zienswijze gevraagd worden van de overtreder als het om een overtreding gaat waarvoor een bestuurlijke boete van meer dan € 340,- kan worden opgelegd. Deze zienswijze is vormvrij, het kan zowel mondeling als schriftelijk worden opgevraagd.

Als de zienswijze mondeling wordt gevraagd, dan moet op grond van artikel 5:10a Awb de cautie worden gegeven:

  • Degene die wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestraffende sanctie, is niet verplicht ten behoeve daarvan verklaringen omtrent de overtreding af te leggen.
  • Voor het verhoor wordt aan de betrokkene medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.

Wat wordt er met dit artikel precies bedoeld?

Op grond van de wet is iedere bijstandsgerechtigde verplicht om mee te werken en de benodigde informatie te verschaffen (artikel 17 WWB en artikel 5:20 Awb en 5:16 Awb voor zover het om toezichthouders gaat). Het weigeren van deze medewerking is een misdrijf (artikel 184 Sr).

Maar op grond van artikel 14, derde lid aanhef en onder g IVPBR en artikel 6, eerste lid EVRM hoeft een verdachte niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Artikel 5:10a Awb legt dit principe – uitgewerkt in het zwijgrecht – vast in de nationale wetgeving.

In de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 702, nr. 3, pagina 99) staat:
De plicht om de cautie te geven geldt indien sprake is van een verhoor. Een verhoor is een mondelinge ondervraging met het oog op het opleggen van een bestraffende sanctie. De achtergrond van de cautieplicht is immers het ervaringsgegeven, dat van een mondelinge ondervraging een zekere psychische druk om te antwoorden kan uitgaan. De cautie wil voorkomen, dat de ondervraagde onder deze druk verklaringen aflegt, waarvan niet meer kan worden gezegd dat zij in vrijheid zijn afgelegd. Van schriftelijke vragen gaat, door het ontbreken van de directe confrontatie met de ondervrager, veel minder druk om te antwoorden uit. Bij schriftelijke vragen is als regel geen sprake van een verhoor en behoeft dus geen cautie te worden gegeven. Dit is slechts anders indien in bijzondere omstandigheden van een schriftelijke vraag een zodanige druk om te antwoorden zou uitgaan, dat materieel sprake is van een verhoor.

Cautie is dus uitsluitend noodzakelijk bij mondeling zienswijze vragen, niet bij schriftelijk zienswijze vragen.