Bij oprichting van een Gemeenschappelijke Regeling (GR) staan centraal de grondslag van de Gemeen schappelijke Regeling en de belangen die met de Gemeenschappelijke Regeling worden gediend.

Het is zaak om de grondslag en de belangen ‘aan de voorkant’ helder te formuleren omdat dit de reikwijd te van de over te dragen taken (raads- en/of collegetaken) mede bepaalt (artikel 10 Wgr). Benoem heel precies de belangen die naar de GR gaan. Zo kan worden voorkomen dat ook bevoegdheden zonder meer worden overgedragen (tenzij dat natuurlijk expliciet de bedoeling is), (artikel 1 Wgr).

Vervolgens moeten de besturen van de deelnemende gemeenten zorg dragen voor bekendmaking van de regeling op de gebruikelijke wijze (artikel 26 Wgr). Burgemeester en wethouders houden een register bij van de regelingen waaraan hun gemeente deelneemt (artikel 27 Wgr).

Voorbeeld: als alle taken in het kader van de WSW worden overgedragen, dan gaat het om raads- en collegetaken. Wordt dat niet gewenst, dan is het belangrijk precies te formuleren welke belangen wor- den overgedragen. Voor Gemeenschappelijke Regelingen die worden aangegaan door gemeenteraden sluit dit goed aan bij de kaderstellende rol.

De gemeenteraad gaat over toetreden tot een Gemeenschappelijke Regeling maar ook over wijziging, toetreden van nieuwe leden en uittreden van leden. Over wijziging kan, afhankelijk van de bepalingen in de GR, ook bij meerderheid worden besloten (bijv. tweederde meerderheid van de deelnemende gemeenten).