Eén tarief voor rekeningrijders voor alle Nederlands is onrechtvaardig en kan alleen als er flink wordt geïnvesteerd in voorzieningen op het platteland.

Hoe het rekeningrijden er vanaf 2030 gaat uitzien, is nog niet bekend. Verschillende scenario’s doen daarover de ronde. Maar de P10, het samenwerkingsverband van plattelandsgemeenten, geven een schot voor de boeg en waarschuwen nu al dat een ‘vlakke heffing’ van 7 à 8 cent per kilometer – waar de voorkeur naar uit lijkt te gaan – voor het platteland onevenredig hard uitpakt.

Namens de P10 zegt Robert Leever, wethouder in Hollands Kroon, dat rekeningrijden in plattelandsgebieden vraagt om een gedifferentieerd tariefsysteem. ‘Onze inwoners hebben meestal geen keuze en zijn vaak afhankelijk van de auto. Door verdwijnen van voorzieningen moeten zij grotere afstanden afleggen voor bijvoorbeeld boodschappen of gezondheidszorg. Bovendien is er vaak geen openbaar vervoer op het platteland.’

Voor plattelandsbewoners is de auto vaak de enige optie voor dagelijkse mobiliteit. Het invoeren van een vlakke heffing zonder investeringen in het openbaar vervoer en alternatieve oplossingen voor mobiliteit, beperkt de mobiliteit en toegankelijkheid voor plattelandsbewoners.

De P10 pleiten daarom voor een tariefsysteem waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften en omstandigheden van plattelandsgebieden. Tegelijkertijd noemen zij het ‘van essentieel belang’ dat wordt geïnvesteerd in het verbeteren van het openbaar vervoer op het platteland en het mogelijk maken van alternatieven zoals deelmobiliteit.

Uit onderzoek van het AD bleek deze week dat automobilisten in landelijke gemeenten tot bijna drie keer zo veel belasting zouden gaan betalen als het kabinet kiest voor de 'vlakke heffing' in 2030. Het verschil tussen gemiddelde automobilisten in Randstedelijke en plattelandsgemeenten kan volgens de krant oplopen tot ruim 1000 euro per jaar.

Redactie VNG Magazine