Inleiding

In de periode 1919-1999 voerden de gemeenten de Woonwagenwet uit. Deze wet is in 1999 ingetrokken. Sinds dat jaar zijn gemeenten, net als voor alle andere inwoners, ook verantwoordelijk voor de huisvesting van woon-wagenbewoners. Dit heeft geresulteerd in het streven naar “normalisatie”: wonen in een woonwagen wordt als een normale vorm van huisvesting beschouwd, woonwagenlocaties zijn opgeknapt, eigendom en beheer zijn overgedragen aan woningcorporaties. Maar dat is niet overal en volledig gelukt. Zo is in veel gemeenten het aantal standplaatsen gelijk gebleven en soms afgenomen. Het beleid is niet in overeenstemming met het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de Algemene Wet gelijke behandeling. Twee adviezen zijn gegeven: zorg voor voldoende standplaatsen en faciliteer de culturele identiteit van het leven in familieverband.